Ingediend | 26 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 23 april 2018 (na 56 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z03407.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1872.html |
Ja.
De afdoening van de strafzaak tegen de weduwe van de heer Mieremet betreft een op artikel 74 Wetboek van Strafrecht gebaseerde transactie in de strafzaak tegen haar. Met haar is overeengekomen dat zij een vergoeding zou ontvangen voor bepaalde advocaat- en afwikkelkosten van de criminele erfenis. Het gaat onder meer om kosten voor juridische bijstand en overige kosten, die gemaakt moesten worden om vermogensbestanddelen uit te kunnen winnen en te executeren.
Deze afdoening is het resultaat van de beoordeling door het OM van de vraag op welke wijze de betreffende strafzaak, rekening houdende met alle omstandigheden van het geval, op een passende wijze kan worden afgesloten. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat van betrokkene alles was afgenomen. Om doelmatigheidsredenen is een onkostenvergoeding afgesproken van in totaal € 200.000,–. De betalingen die de overheid heeft gedaan om tot executie van vermogensbestanddelen over te gaan, maar feitelijk voor rekening waren van betrokkene, zijn in mindering gebracht op het genoemde bedrag. Daarom is uiteindelijk een bedrag van € 156.417,84 aan onkostenvergoeding betaald.
In de onderhavige zaak is er destijds voor gekozen om de onkostenvergoeding niet te noemen in het persbericht omdat de strekking van de transactie was dat alle bezittingen zouden worden afgenomen. Dat er voor het afnemen van al deze bezittingen noodzakelijke afwikkelkosten moesten worden betaald, werd niet gezien als een onderdeel dat bepalend was in de afspraken tussen beide partijen. Feitelijk betrof dit een bedrag dat was uitgetrokken om de effectieve overdracht aan de Staat mogelijk te maken. Bij nader inzien heeft het OM aangegeven dat destijds onvoldoende openheid is gegeven over dit aspect van de transactie.
De aard van de besprekingen en de inhoud van de stukken die ten grondslag liggen aan de besprekingen in het kader van hoge transacties kunnen leiden tot de afspraak tussen partijen dat in een zaak bepaalde informatie niet openbaar wordt. Per zaak wordt door het OM beoordeeld of geheimhouding al dan niet noodzakelijk is.
Zie antwoord vraag 3.
Een hoge transactie was in dit geval het meest doeltreffende middel om het criminele vermogen ter waarde van ongeveer 6,5 miljoen euro van de heer Mieremet te ontnemen. De weduwe van de heer Mieremet heeft afstand gedaan van alles waar door het OM beslag op was gelegd. Het OM kon daardoor het in beslag genomen vermogen te gelde maken. Met deze transactieovereenkomst is ook vastgelegd dat indien er nog andere vermogensbestanddelen (met enige substantiële waarde) blijken te zijn deze ook aan de overheid zullen worden overgedragen. Een mogelijkheid die via een vonnis niet kan worden gerealiseerd.
Vertrouwen in de rechtsstaat is onontbeerlijk voor het goed functioneren van onze samenleving. Dat vereist onder meer een goed functionerende strafrechtsketen met een evenwichtige bevoegdheidstoedeling en -uitoefening. Ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde worden strafzaken zowel door de rechter als buitengerechtelijk afgedaan, waarbij het uitgangspunt vervolging is. De hoge transactie is een specifieke vorm van een buitengerechtelijke afdoening, die met de nodige waarborgen is omkleed. Uw Kamer heeft mij tijdens de Regeling van Werkzaamheden d.d. 6 maart jl. verzocht om een brief naar aanleiding van de berichtgeving omtrent hoge transacties. In die brief zal ik mijn visie op de bevoegdheid van het OM om zaken door middel van een (hoge) transactie af te doen nader uiteen zetten.
Ten aanzien van het functioneren van de keten kan ik u verzekeren dat ik net als u streef naar een zo optimaal mogelijke werking. Zoals u weet verwacht ik de uitkomsten van de evaluatie Wet OM-afdoening in de eerste helft van 2018 te ontvangen en met uw Kamer te delen. Deze uitkomsten zal ik meenemen in mijn overwegingen ten aanzien van het functioneren van de strafrechtketen. Voorts heeft het Bestuurlijk Ketenberaad het initiatief genomen voor een gezamenlijke bezinning op de opgaven van de strafrechtketen, ofwel een maatschappelijk ambitietraject. Op basis van de uitkomst van dit ambitietraject zal ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming in de eerste helft van 2018 de ambities, doelstellingen en prioriteiten voor de strafrechtketen voor de komende jaren vaststellen. Deze ambities en prioriteiten zullen zich onder meer richten op doorlooptijden en de ontwikkeling van de keteninformatievoorziening ofwel de digitalisering van werkprocessen. Op grond van het regeerakkoord zijn middelen voor deze digitalisering ter beschikking gesteld. In het kader van genoemd ambitietraject zal ik toelichten welke maatschappelijke resultaten ik met deze middelen nastreef.
In dit geval heeft de weduwe van de heer Mieremet afstand gedaan van al haar bezittingen omdat alles afkomstig was uit crimineel vergaard vermogen van de heer Mieremet. Het zou om die reden onredelijk zijn geweest om de kosten die gemoeid waren met het overdragen van dit vermogen aan de Staat voor rekening van de weduwe van de heer Mieremet te laten komen. Ik verwijs in dit verband mede naar mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Zie antwoord vraag 7.
Indien het OM naast een strafzaak ook een ontnemingszaak tegen een verdachte instelt teneinde het wederrechtelijk verkregen voordeel te kunnen ontnemen, berekent het OM aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij de berekening kan, op grond van vaste jurisprudentie, een beperkt aantal aftrekposten in aanmerking komen.
Wanneer een rechter een door het OM ingestelde ontnemingsvordering toewijst, heeft het OM een vordering op de veroordeelde ter grootte van het door de rechter vastgestelde bedrag. Het OM dient vervolgens over te gaan tot de executie van dat bedrag, dat wil zeggen tot het daadwerkelijk innen van die opgelegde maatregel. Kosten die met deze executie gepaard gaan komen voor rekening van het OM.
Het OM beoordeelt steeds, aan de hand van alle omstandigheden van het specifieke geval, op welke wijze de executie zo efficiënt mogelijk kan plaatsvinden, zodat de kosten voor de Staat zo laag mogelijk zijn. In dat kader is het mogelijk dat bepaalde executiewerkzaamheden onder regie van het OM door de veroordeelde worden uitgevoerd omdat deze eenvoudiger en efficiënter dan het OM bepaalde executiewerkzaamheden kan verrichten, zoals bijvoorbeeld het liquideren van een hem toebehorende vennootschap of het overdragen van zijn vermogensbestanddelen, dan wel kan zorgen dat de opbrengst hoger is. De kosten die met die executiewerkzaamheden gepaard gaan kunnen dan voor vergoeding in aanmerking komen wanneer het OM geoordeeld heeft dat de vergoeding ervan redelijk is en één en ander bijdraagt aan het uiteindelijke doel om de executiekosten voor de Staat zo laag mogelijk te laten zijn en de opbrengst zo hoog mogelijk.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de hoge onkostenvergoeding die het OM bij een schikking betaalde aan een witwasverdachte (ingezonden 26 februari) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.