Ingediend | 7 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 27 maart 2018 (na 48 dagen) |
Indiener | Sadet Karabulut |
Beantwoord door | Halbe Zijlstra (VVD) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z02072.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1574.html |
Ja.
Op 24 maart 2016 nam de VN-Mensenrechtenraad (MRR) resolutie 31/36 aan. Paragraaf 17 van de resolutie bevat een verzoek aan de Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) om een database van bedrijven op te stellen die betrokken zijn bij activiteiten gerelateerd aan Israëlische nederzettingen.
Op 26 januari 2018 publiceerde OHCHR een rapport naar aanleiding van dit verzoek. In het rapport licht OHCHR toe dat het momenteel onderzoek doet naar vermeende betrokkenheid van 206 bedrijven bij activiteiten gerelateerd aan Israëlische nederzettingen. OHCHR maakt daarbij duidelijk dat het werk nog niet is afgerond en dat nog niet vastligt welke bedrijven uiteindelijk in de database terecht zullen komen.
OHCHR heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken per nota geïnformeerd dat het meldingen had ontvangen van vermeende betrokkenheid van vijf in Nederland gevestigde en/of onder Nederlandse rechtsmacht vallende bedrijven bij activiteiten gerelateerd aan Israëlische nederzettingen. OHCHR gaf hiervan geen verdere onderbouwing en stelde niet op de correctheid ervan te willen vooruitlopen. Het ministerie heeft de betreffende bedrijven op de hoogte gesteld van de genoemde nota. Daarbij is het standpunt van het kabinet over de database toegelicht, zoals weergegeven in het antwoord op vraag 5, en verwezen naar het ontmoedigingsbeleid en de OESO-richtlijnen.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Nee. Nederland en de overige EU-lidstaten die destijds zitting hadden in de MRR onthielden zich in 2016 van stemming op de betreffende resolutie. De database was een van de onderdelen in een bredere resolutie over Israëlische nederzettingen waarin gesteld wordt dat deze in strijd zijn met het internationaal recht. Dat is in lijn met het standpunt van het kabinet en de EU. Bij het bepalen van de stempositie is de afweging gemaakt dat een tegenstem hiermee inconsistent zou zijn. In een gezamenlijke stemverklaring bij de resolutie benadrukte de EU tegen de instelling van deze database te zijn. De EU gaf aan dat de primaire verantwoordelijkheid om het bewustzijn van bedrijven te vergroten over risico’s van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen bij de lidstaten ligt. De EU onderstreepte voorts dat de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights wereldwijd van toepassing zijn en riep bedrijven op om deze onder alle omstandigheden te implementeren.
De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Voor een toelichting op dit beleid wordt verwezen naar de Kamerbrief over betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij een actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017 (Kamerstuk 23 432, nr. 443). Het is aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij, met inachtneming van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen. Nederland heeft in een reactie op de nota van OHCHR het eigen standpunt ten aanzien van de database nogmaals benadrukt. Voorts heeft Nederland bij OHCHR het belang van hoor en wederhoor in dit proces benadrukt, zodat bedrijven de gelegenheid krijgen hun beleid toe te lichten alvorens zij terecht zouden kunnen komen in een database.