Ingediend | 2 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 8 maart 2018 (na 34 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | belasting economie financiën ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z01776.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1369.html |
In het rapport «mining taxes» wordt verwezen naar een rapport van het IMF dat is opgesteld in het kader van een technische assistentie programma voor Mongolië over belastingen2. Het rapport van het IMF gaat in op dertig verschillende Double Tax Agreements (DTA) die Mongolië heeft afgesloten in de twintig jaar voorafgaand aan publicatie van het rapport in 2012. Eén van de dertig genoemde DTA’s is afgesloten tussen Mongolië en Nederland in 2004. In het rapport geeft het IMF een feitelijke beschrijving van de DTA tussen Nederland en Mongolië, het IMF velt hier verder geen oordeel over.
Het IMF kwam in zijn rapport wel tot het oordeel dat verschillende belastingverdragen die de regering van Mongolië had gesloten de heffingsrechten van Mongolië onvoldoende zeker stelden. Het advies was daarom deze verdragen te heronderhandelen en daarbij de hulp in te roepen van een ervaren internationale verdragsonderhandelaar. Het IMF merkte daarbij op dat het opzeggen van verdragen als een «ultimum remedium» ingezet moest worden. Bovendien merkte het IMF op dat een aantal verdragen die de heffingsrechten van Mongolië op dezelfde wijze beperken als het verdrag met Nederland, slechts kon worden beëindigd met in aanmerking neming van een aanzienlijke opzegtermijn.
Ik deel het oordeel van het IMF dat heronderhandeling een betere weg was geweest dan opzegging van het verdrag. Zoals ik indertijd in correspondentie met uw Kamer heb aangegeven zijn er op ambtelijk, diplomatiek en politiek niveau pogingen gedaan om met Mongolië onderhandelingen over een wijzigingsprotocol te starten3. Mongolië was onderdeel van het zogenoemde 23 ontwikkelingslanden project, zodat daarbij zeker een anti-misbruikbepaling overeengekomen zou zijn. Bovendien zou Nederland daarbij bereid zijn geweest herziening van de afgesproken tarieven van bronheffingen serieus te overwegen.
Zoals ik in antwoord op vraag 4 schreef, houdt Nederland bij het afsluiten van verdragen met ontwikkelingslanden rekening met de gerechtvaardigde belangen van die landen. Tegelijkertijd moet ook het belang van Nederland in het oog gehouden worden en daarbij hoort een inzet op voorwaarden in het belastingverdrag die enigszins vergelijkbaar zijn met verdragen van ontwikkelingslanden met ons omringende landen.
Bovendien hoeft een verlaging van bronbelastingtarieven, zoals ik in mijn antwoord op diezelfde vraag schreef, per saldo niet ongunstig uit te werken voor een land als Mongolië. Ik kan op voorhand zeker niet uitsluiten dat Nederland in een toekomstig verdrag met Mongolië zal instemmen met lagere tarieven voor bronbelasting dan de nationale tarieven in Mongolië.
Tenslotte merk ik op dat het mogelijke probleem voor Mongolië niet zozeer ligt bij het eventueel instemmen met verlaging van bronheffingen in een verdrag, maar in het mogelijke misbruik van dat verdrag. Vandaar dat ik mij breed inzet voor het opnemen van anti-misbruikbepalingen in Nederlandse verdragen
Over de fiscale positie van individuele belastingplichtigen kan ik geen uitlatingen doen maar in het algemeen kan ik niet vaak genoeg benadrukken dat individuele bedrijven geen «fiscale voordelen» krijgen die in strijd zijn met wet, beleid of jurisprudentie.
Het kabinet werkt met betrekking tot beide aspecten, zowel op het gebied van het nationale recht als van de belastingverdragen, aan concrete maatregelen.
In de brief belastingontwijking van 23 februari aan uw Kamer ga ik hier nader op in.
Uitgangspunt van dit kabinet blijft dat winst belast moet worden waar waarde wordt gecreëerd. Bovendien staat het kabinet nog steeds achter het beginsel waar de deelnemingsvrijstelling en ons verdragsbeleid op zijn gebaseerd: dat winsten niet tweemaal in de heffing worden betrokken. Er zijn dus situaties waarin het uitblijven van belasting niet bezwaarlijk is.
Tegelijkertijd moet ontduiking van belasting en ontwijking van belasting met gekunstelde structuren bestreden worden. Dat doet Nederland onder andere door voortvarende implementatie van de Europese richtlijnen tegen belastingontwijking (ATAD). Ook hier ga ik in de brief belastingontwijking van 23 februari aan uw Kamer nader op in.