Ingediend | 24 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 12 februari 2018 (na 19 dagen) |
Indiener | Sandra Beckerman |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | huisvesting openbare orde en veiligheid organisatie en beleid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z01023.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1125.html |
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 3, 4 en 5 van het lid Ronnes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1125).
In de Grenfell-toren, een woongebouw, waren aluminium composietplaten (ACM-platen) toegepast met een polyethyleen vulling. ACM-platen zijn ook in Nederlandse gebouwen toegepast, maar wel hoofdzakelijk in utiliteitsgebouwen zoals kantoren en industriegebouwen. De toepassing van ACM-platen in woongebouwen zoals de Grenfell-toren is in Nederland niet gebruikelijk.
Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de brandveiligheid van gevels van gebouwen. De zwaarte van deze eisen is onder andere afhankelijk van de hoogte van een gebouw2. De eisen gelden verder voor de volledige gevelconstructie inclusief de daarin toegepaste gevelplaten. Gevelconstructies met ACM-platen kunnen in principe voldoen aan het Bouwbesluit 2012, maar dit is afhankelijk van de voor een gebouw geldende eisen en de precieze uitvoering en samenstelling van de gevel. Dit geldt ook voor andere typen gevelplaat die in Nederland worden toegepast. Het verbieden van bepaalde gevelplaten is daarom niet noodzakelijk.
Deze uitspraak van de heer Van der Leur in het bericht in Trouw heeft betrekking op de controle tijdens de bouw door het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht. Hij merkt daarbij op dat gemeenten tijdens de bouw steekproefsgewijs controleren of de bouwmaterialen overeenkomen met wat in de aangevraagde vergunning werd aangekondigd, maar dat zij niet alles kunnen langs lopen, want dat zou veel te veel werk zijn. Ik kan mij vinden in deze uitspraak. Ik wil in dit kader overigens niet spreken van een slechte controle door gemeenten. Gemeenten hebben beleidsvrijheid hoe vaak zij controles uitvoeren op de bouwplaats en welke aspecten zij daarbij controleren. Een volledig dekkende controle door gemeenten kan niet worden verwacht en zou voorbij gaan aan het feit dat bouwende partijen primair zelf verantwoordelijk zijn voor de bouwkwaliteit en moeten borgen dat materialen worden toegepast in overeenstemming met de verleende vergunning. Hoewel het in Nederland kan voorkomen dat er gebouwd wordt in afwijking van de vergunning, heb ik geen aanwijzingen dat dit op grote schaal is gebeurd als gaat om de brandveiligheid van gevels. Ook de nu bekende gevallen van bestaande gebouwen zijn beperkt (zie ook het antwoord op mijn antwoorden op vragen 4 en 5 het lid Ronnes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1125).
In uw vraag refereert u aan de mondelinge beantwoording van vragen van het lid Van Eijs door de voormalig Minister van Veiligheid en Justitie op 20 juni 2017. De door uw geciteerde uitspraken hadden betrekking op het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen die thans ter behandeling in de Eerste Kamer ligt. De uitspraken van de Minister hadden dus geen betrekking op het verbeteren van het huidige gemeentelijk toezicht op de uitvoering van de bouw. Ik deel ook niet de mening dat de recente berichtgeving een bevestiging is van de genoemde conclusie dat de overheid teveel uit handen geeft. De bestaande gebouwen waarvan de gevels nu niet brandveilig genoeg blijken te zijn, zijn gebouwd onder de huidige regelgeving waarbij het toezicht op de bouw bij gemeenten ligt. Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen beoogt het toezicht op de bouw te verbeteren met een onafhankelijke private kwaliteitsborger die bij gereedkomen van het gebouw moet verklaren dat voldaan wordt aan de bouwvoorschriften. Deze kwaliteitsborger zal onderworpen zijn aan toezicht door een landelijke publiekrechtelijke toezichthouder.
Het Engelse onderzoeksrapport naar de Grenfell brand is nog niet beschikbaar.
Dit is naar mijn mening nu niet nodig. Met de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt aan constructieonderdelen of scheidingsconstructies wordt de brandveiligheid voldoende geregeld. Ik wacht het onderzoek van Grenfell-toren af en zal daarna bezien welke maatregelen nodig zijn in Nederland.
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vraag 6 van het lid Ronnes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1125).
Het huidige gemeentelijke toezicht geeft nu al de mogelijkheid voor de gemeenten om te voorkomen dat in afwijking van een omgevingsvergunning wordt gebouwd. Overigens is een aannemer primair zelf verantwoordelijk dat hij (veilige) platen toepast en bouwt volgens de vergunning. Desondanks kan het voorkomen dat er in strijd met de vergunning wordt gebouwd. Door mijn ambtsvoorgangers is mede daarom ingezet op de verbetering van de borging van de bouwkwaliteit, waaronder de brandveiligheid. Dit heeft geresulteerd in het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen5 dat uitgaat van een beoordeling van het gerede bouwwerk in plaats van alleen een beoordeling van het ontworpen bouwwerk. Een onafhankelijke kwaliteitsborger moet deze beoordeling uitvoeren en verklaren dat het gerede gebouw voldoet aan de bouwvoorschriften (Bouwbesluit 2012).
Er zijn aan mij geen meldingen gedaan over incidenten met gevelplaten bij de recente storm. Ik heb naar aanleiding van uw vraag ook navraag gedaan bij de Vereniging Bouw- en woningtoezicht Nederland (VBWTN) en die geeft aan drie verschillende incidenten met gevelplaten te kennen. Gezien de sterkte van de storm viel dit aantal incidenten mee. Er is geen aanleiding om extra maatregelen te nemen.