Ingediend | 19 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 8 februari 2018 (na 20 dagen) |
Indiener | Bart Snels (GL) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | belasting financiën internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z00705.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1091.html |
Ja.
Ja, meer belastinginkomsten zijn cruciaal voor investeringen in duurzame economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden en het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen (z.g. Sustainable Development Goals ofwel SDG’s). Nederland biedt technische assistentie bij de capaciteitsopbouw van belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Op verzoek van Malawi gaat Nederland via het (in Amsterdam gevestigde) International Bureau of Fiscal Documentation (IBFD) in maart trainingen aan Malawische belastingambtenaren geven op het gebied van belastingheffing bij internationaal opererende bedrijven. Deze training volgt op eerdere trainingen op het gebied van internationale belastingheffing en het tegengaan van belastingontwijking, waaraan Malawi heeft deelgenomen. Bovendien heeft Nederland, zoals bekend, aan 23 ontwikkelingslanden, waaronder Malawi, aangeboden het bilaterale belastingverdrag uit te breiden met antimisbruikbepalingen om belastingontwijking in het ontwikkelingsland door oneigenlijk gebruik van het belastingverdrag in de toekomst te voorkomen.
In het bovengenoemde rapport van ActionAid wordt onder meer gesteld dat het onder het oude verdrag mogelijk was voor een Australisch mijnbouwbedrijf om via betalingen van managementfees aan een Nederlandse groepsmaatschappij tientallen miljoenen dollars minder belasting te betalen in Malawi.
Het kabinet acht de aanpak van internationale belastingontwijking en -ontduiking maatschappelijk wenselijk en heeft daarbij speciale aandacht voor de positie van ontwikkelingslanden. Tijdens de onderhandelingen zijn met Malawi diverse potentiële misbruikstructuren besproken. Dit heeft geresulteerd in het opnemen van een zogenoemde main purpose test in artikel 10 (dividend), artikel 11 (interest) en artikel 12 (royalty’s). Bij deze main purpose test wordt geen vermindering van bronbelasting verleend als het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen van het aangaan van een transactie is het verkrijgen van dat verdragsvoordeel.
Over de managementfees en fees voor technische diensten merken wij op dat het in zijn algemeenheid niet ongebruikelijk is dat verschillende vennootschappen binnen een groep onderling diensten verlenen. Voor die diensten zal dan een zakelijke prijs betaald moeten worden. Aan de ene kant is dan de opbrengst belast en aan de andere kant is de betaling dan aftrekbaar; dit sluit aan bij het algemeen geldende principe dat winsten daar belast worden waar de economische activiteiten plaatsvinden.
Zoals in antwoord op vragen die hierover zijn gesteld in het schriftelijke overleg van 4 september 2015 (Kamerstuk 25 087, nr. 111) is aangegeven, is de casuïstiek die in het rapport wordt aangehaald ook tijdens de onderhandelingen met Malawi besproken. De conclusie van Nederland en Malawi was dat dergelijke situaties kunnen worden tegengegaan met gebruikmaking van het standaard instrumentarium, namelijk modelverdragsbepalingen en/of nationaalrechtelijke bepalingen. In een casus zoals in het rapport wordt geschetst van een Nederlandse vennootschap zonder eigen personeel die managementfees in rekening brengt aan een Malawische vennootschap, zal kunnen worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een vergoeding voor door de Nederlandse vennootschap geleverde diensten. In dat geval is er geen verdragsbepaling (concreet: de betaling valt niet te duiden als ondernemingswinst van de Nederlandse vennootschap in de zin van artikel 7 van het verdrag of als een royalty-betaling aan de deze vennootschap in de zin van artikel 12 van het verdrag) die het heffingsrecht aan Nederland zou toewijzen of aan de zijde van Malawi zou beperken. Het Verdrag doet in beginsel ook niet af aan eventuele aftrekbeperkende maatregelen in Malawi.
In de huidige verdragsloze periode bestaat geen juridische basis voor het uitwisselen van informatie. Onder het nieuwe verdrag is dat wel het geval. Hierdoor wordt Malawi dus beter in staat gesteld om anti-misbruikbepalingen toe te passen.
Zie antwoord vraag 7.
Ja, in Malawi zijn meer dan 1 miljoen mensen besmet met het HIV-virus op een bevolking van 19 miljoen mensen. Twee derde van hen heeft toegang tot aidsremmers, een derde van hen heeft nog geen toegang tot behandeling. Dit is deels te wijten aan onvoldoende financiële middelen, deels aan het ontbreken van een functionerend gezondheidssysteem en deels door onwetendheid en stigma rondom het HIV-virus en aids.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.
Allereerst merken wij op dat binnen het BEPS-project geen aparte voorstellen zijn opgenomen op het terrein van misbruiksituaties met betrekking tot managementfees en fees voor technische diensten omdat dergelijke situaties voldoende met het bestaande instrumentarium kunnen worden bestreden.
Omdat de onderhandelingen over het voorliggende Verdrag reeds in 2013 hebben plaatsgevonden kon geen rekening worden gehouden met de specifieke uitkomsten van het BEPS-project. Nederland heeft Malawi wel aangemeld voor het multilateraal instrument (MLI) waarmee belastingverdragen aangepast worden aan de verdragsgerelateerde BEPS-uitkomsten. Om het verdrag geheel BEPS -conform te maken hoeft Malawi alleen maar in te tekenen op de MLI, deze te ratificeren en het belastingverdrag met Nederland onder de werkingssfeer daarvan te brengen. Overigens komt de principal purposes test uit de MLI in grote lijnen overeen met de main purpose test die in het voorliggende Verdrag is opgenomen.
Zie antwoord vraag 12.
Het primaire doel van een belastingverdrag met een ontwikkelingsland is hetzelfde als het doel van ieder ander belastingverdrag, namelijk ervoor te zorgen dat dubbele belasting wordt voorkomen zonder mogelijkheden te creëren voor belastingontwijking en -ontduiking. Verder voorziet een belastingverdrag in verbeterde rechtszekerheid en administratieve samenwerking. De bijzondere positie van ontwikkelingslanden en het belang dat Nederland hecht aan een succesvolle fiscale ontwikkeling van deze staten, rechtvaardigen afwijkingen van het Nederlandse verdragsbeleid ten opzichte van ontwikkelde landen. In onderhandelingen over belastingverdragen met ontwikkelingslanden is Nederland daarom bereid om bijvoorbeeld hogere bronheffingen en een ruimer vaste inrichtingsbegrip overeen te komen met dien verstande dat Nederland een min of meer gelijkwaardig resultaat wil als in de verdragen van dat ontwikkelingsland met vergelijkbare ontwikkelde landen. Ook wordt veel aandacht besteed aan het onderwerp belastingontwijking. Belastingontwijking is immers een serieus probleem voor ontwikkelingslanden, aangezien deze de zwakke overheidsfinanciën van die landen relatief hard raakt.