Ingediend | 11 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 5 februari 2018 (na 25 dagen) |
Indiener | Nine Kooiman |
Beantwoord door | Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | geneesmiddelen en medische hulpmiddelen onderwijs en wetenschap onderzoek en wetenschap zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z00171.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1058.html |
Ja, ik heb begrepen dat Pfizer haar huidige neurowetenschappelijk onderzoekscentrum van Pfizer zal sluiten. Dit centrum werkte aan meerdere studies op het gebied van Parkinson en Alzheimer.
Ik heb van Pfizer begrepen dat neurowetenschappelijk onderzoek voor dit bedrijf belangrijk blijft. Pfizer heeft aangegeven een investeringsfonds op te richten voor het ondersteunen van nieuw neurowetenschappelijk onderzoek. Dit fonds kan gebruikt worden voor andere (kleinere) geneesmiddelbedrijven voor de ontwikkeling van nieuwe, kansrijke geneesmiddelen.
Pfizer beslist over de eigen onderzoeksportfolio. Daar ga ik niet over.
In algemene zin kan ik wel aangeven dat het doen van onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe innovatieve geneesmiddelen een tijdrovende zaak is waar grote financiële belangen aan hangen. Bedrijven evalueren daarom of hun investering in onderzoek wel de goede kant opgaat.
Tijdens het geneesmiddelontwikkelproces vinden dergelijke evaluaties regelmatig plaats. Een resultaat kan dan zijn dat een bedrijf stopt met de onderzoekslijn of op een andere manier doorgaat met het werken aan een bepaalde aandoening en zo ruimte vrijmaakt om te investeren in zaken die naar verwachting meer resultaat opleveren.
De beweegredenen zijn door Pfizer weergegeven op hun website3. Ik beschik niet over andere informatie.
Het gevolg is dat Pfizer nu zelf geen onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen doet op deze indicatie gebieden. Er zijn meerdere onderzoeksgroepen en bedrijven actief op dit thema. Vaak zijn nieuwe kleinere bedrijven succesvol om doorbraken te vinden. Als een klein bedrijf succesvol is in de eerste fase van het klinische onderzoek dan leert de ervaring dat het alsnog door Pfizer of een ander bedrijf worden opgekocht, waarna dit bedrijf de dure late fase van het klinisch onderzoek voor zijn rekening neemt. Het recente advies van de Raad van Volksgezondheid en Samenleving over de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen beschrijft deze gang van zaken. Ik heb dit advies op 16 november 2017 aan de Kamer gestuurd, tezamen met mijn reactie op het advies4. Andere bedrijven en onderzoeksgroepen blijven wel actief op onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen op deze indicatie indicatie gebieden.
Er zijn meerdere bedrijven zijn die onderzoekslijnen op het gebied van Alzheimer en Parkinson medicatie hebben. Voor een overzicht van studies die wereldwijd gedaan worden verwijs ik u naar https://clinicaltrials.gov/.
De industrie heeft ons vele goede geneesmiddelen opgeleverd en ik verwacht dat ook in de toekomst nog vele goede geneesmiddelen ontwikkeld worden en voor Nederlandse patiënten beschikbaar komen.
Het is een internationale competitieve industrie. Als er één bedrijf niet in slaagt om een goed geneesmiddel te ontwikkelen, kan een ander daar soms wel in slagen. Dat Pfizer nu stopt met eigen onderzoekslijnen op het gebied van Alzheimer en Parkinson, betekent niet dat al het onderzoek naar de behandeling van deze complexe ziektes stil ligt.
Het is ook niet alleen de farmaceutische industrie die bijdraagt aan geneesmiddelen ontwikkeling. Bij geneesmiddelenontwikkeling is er sprake van een complexe publiek-private agendering, samenwerking en financiering. Het is dus niet zo dat we als Nederland alleen maar afhankelijk zijn van de prioriteiten van de industrie.
Door de hoge prevalentie en de hoge ziektelast zijn Alzheimer en Parkinson ziektes waarvoor farmaceuten in principe winstgevend kunnen produceren. Maar dan is wel een goed en werkzaam middel nodig. De beslissing van Pfizer toont in ieder geval aan dat het erg moeilijk is om een dergelijk goed geneesmiddel te ontwikkelen en dat lang niet iedere onderzoekslijn tot succes leidt.
Zoals ik hierboven heb aangegeven deel ik uw mening niet dat de prioriteiten voor medicijnontwikkeling uitsluitend door de industrie worden vastgesteld. Wel ben ik met u van mening dat de maatschappelijke toegevoegde waarde van nieuwe geneesmiddelen belangrijk is.
Een onafhankelijk nationaal fonds geneesmiddelenonderzoek oprichten om zelf geneesmiddelen te laten ontwikkelen en naar de markt te laten brengen zal ik niet gaan doen. Nederland draagt bij aan onderzoek dat ten goede komt aan de ontwikkeling van geneesmiddelen. Hier zal ik op blijven inzetten, ook in Europees verband. In mijn reactie op de initiatiefnota «big pharma niet gezond», die ik heb toegezegd om voor 1 april 2018 naar uw kamer te sturen, zal ik op dit onderwerp terugkomen.
Het ontwikkelen van een nieuw innovatief geneesmiddel is complex, kostbaar (al snel meerdere honderden miljoenen euro’s) en risicovol.
Zoals ik ook in mijn reactie op het al eerder genoemde advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving heb geschreven zal ik met zowel publiek als private partijen, die alternatieve manieren van geneesmiddelenontwikkeling verkennen, de dialoog blijven zoeken om samen met hen belangrijke geneesmiddelen sneller bij de patiënt te laten komen tegen een maatschappelijk aanvaardbare prijs.
Zie antwoord vraag 8.
Zoals hierboven toegelicht verwacht ik niet dat het wereldwijde onderzoek naar medicatie voor Parkinson en Alzheimer zal stagneren. Er zijn andere farmaceuten die investeren in onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen voor deze aandoeningen. En voor beide aandoeningen vindt ook binnen Nederland wetenschappelijk onderzoek plaats, die een bijdrage kunnen hebben in de kennis om uiteindelijk een succesvolle behandeling te krijgen voor deze complexe ziektes.