Ingediend | 24 juli 2017 |
---|---|
Beantwoord | 6 september 2017 (na 44 dagen) |
Indiener | Frank Wassenberg (PvdD) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bodem economie energie markttoezicht natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z10563.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2650.html |
Ja.
De uitspraken van de inspecteur-generaal benadrukken nogmaals het feit dat de kennis en modellen van de ondergrond onzekerheden bevatten. Modellen zijn gebaseerd op de best beschikbare kennis, maar door de inherente onzekerheid in de kennis over samenstelling en gedrag van ondergrond, zullen deze modellen steeds op basis van meten en monitoren aangepast en verbeterd moeten worden.
Het optreden van bevingen en de sterkte ervan kan inderdaad op basis van de huidige modellen niet accuraat worden voorspeld. Op basis van de modellen kan in grote lijnen echter wel aangegeven worden met welke bandbreedte qua aantallen en sterkte van bevingen rekening gehouden moet worden. In mijn besluitvorming bij de winning van delfstoffen houd ik expliciet rekening met deze onzekerheid. Ik onderschrijf daarom ook het belang van een adequaat meet- en regelprotocol op basis waarvan, indien nodig, ingegrepen kan worden.
De inspecteur-generaal gaf in het artikel in Het Financieele Dagblad van 21 juli jl. aan dat de lage olie- en gasprijzen druk zetten op de kosten en daarmee mogelijk op het onderhoud van productie-installaties op de Noordzee. Hij merkte daarbij op dat operators in de Noordzee geen cowboy-bedrijven zijn. Wel gaf hij aan dat regels wellicht aangepast moet worden met het zicht op de afbouwfase van gaswinning op de Noordzee met zijn eigen specifieke risico’s.
Ik zie geen aanleiding om te veronderstellen dat nieuwe – veelal kleinere – partijen bij de winning van delfstoffen op de Noordzee op dit moment niet aan de technische en financiële verplichtingen uit hoofde van de Mijnbouwwet zouden kunnen voldoen. In de per 1 januari 2017 gewijzigde Mijnbouwwet is de Europese richtlijn voor veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten geïmplementeerd. Op grond daarvan zijn de voorwaarden voor een veilige opsporing en winning van olie en gas op zee en reactiemechanismen bij zware ongevallen aangescherpt teneinde de risico’s van zware ongevallen bij offshore olie- en gasactiviteiten te verkleinen en de gevolgen hiervan te beperken. Verder worden ter uitvoering van het eind vorig jaar door EBN en de sector gepresenteerde zogeheten «Masterplan Decommissioning and Re-use» de omvang van de ontmantelingsverplichtingen op het Nederlands deel van het continentaal plat en van de daarmee gepaard gaande kosten in kaart gebracht en de ontmanteling en mogelijk hergebruik gecoördineerd en gefaciliteerd. In dat kader ben ik voornemens de desbetreffende regelgeving in de Mijnbouwwet aan te scherpen, onder andere ten aanzien van de financiële nakoming van de opruimverplichtingen.
De huidige wetgeving sluit niet goed aan bij de praktijk van geothermie. Daarom wordt er nu gewerkt aan een meer specifieke en passende regelgeving binnen de Mijnbouwwet voor geothermie, die voor het eind van 2017 gereed zal zijn voor consultatie met de sector. SodM geeft in zijn «Staat van de sector» aan dat door het ontbreken van goedgekeurde winningsplannen, en de daarbij behorende voorwaarden, onvoldoende handvatten te hebben voor toezicht en handhaving. SodM vraagt daarom om een tijdelijk beleidskader als basis voor het SodM-toezicht op geothermie.
Begin 2017 ben ik gestart met het ontwikkelen van specifieke eisen waaraan de winningsplannen voor geothermie moeten voldoen, zodat die gebruikt kunnen worden totdat de aanpassingen van de Mijnbouwwet voor geothermie gereed zijn. Het ontwikkelde format wordt momenteel getoetst aan de praktijk en zal daarna worden voorgelegd aan SodM. Indien SodM in de tussentijd constateert dat er zich wel een onveilige situatie voordoet, zal SodM ingrijpen en de opsporing of winning stilleggen.
De wijzigingen van de Mijnbouwwet, die op 1 januari 2017 zijn doorgevoerd, hebben onder andere als doel een binnen de vergunningverlening een beter afwegingskader te bieden voor de risico’s van mijnbouw voor mens, natuur en milieu. Ook ben ik zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb aangegeven, bezig om meer specifiek voor geothermie de wetgeving aan te passen.
Daarnaast heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu samen met mij onlangs de Ontwerp Structuurvisie Ondergrond (Strong) opgesteld (Kamerstuk 33 136 nr. 14), waarin specifiek naar de ruimtelijke ordening van de ondergrond gekeken wordt. Hierbij is gekeken naar de vraag of het nodig is specifieke gebieden uit te sluiten voor specifieke toepassingen. Ik zal kijken of dit aspect aanscherping behoeft in lijn met de door SodM geuite zorgen. Op het ogenblik worden de ingediende zienswijzen op de ontwerpstructuurvisie ondergrond bekeken en in dat kader zal ook worden bezien of de structuurvisie nog nadere aanpassingen behoeft naar aanleiding van de zorgen die er bij het SodM bestaan over de veiligheid bij delfstoffenwinning en geothermie.