Ingediend | 7 juni 2017 |
---|---|
Beantwoord | 29 juni 2017 (na 22 dagen) |
Indieners | Stientje van Veldhoven (D66), Agnes Mulder (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA), Liesbeth van Tongeren (GL), Pieter Omtzigt (CDA), Carla Dik-Faber (CU) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bodem natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z07676.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2240.html |
Ja.
Op 5 juli 2016 heb ik uw Kamer per brief2 geïnformeerd over de tijdlijn betreffende de melding van de lekkage van boorput 335, het onderzoek naar deze lekkage en over het door SodM ingestelde integriteitsonderzoek naar alle 551 boorputten van AkzoNobel.
SodM heeft AkzoNobel gevraagd om lijsten op te stellen waarin alle lekkages uit de transportleidingen en boringen vanaf 1994 zijn weergegeven. AkzoNobel heeft deze lijsten gepubliceerd op haar website3 en houdt de lijsten ook actueel.
In de lijsten heeft men voor iedere lekkage, tot dusver bekend, de datum van de lekkage, de gelekte vloeistoffen en de gelekte hoeveelheden opgenomen. Ook zijn de recentelijk onderzochte boorputten opgenomen waarvan is gebleken dat deze niet lek zijn. De lijsten zijn door SodM gecontroleerd en juist bevonden.
SodM heeft bij AkzoNobel aangedrongen op gepaste urgentie bij het onderzoek en de sanering van lekkages en mogelijke verontreinigingen in Twente. Men heeft daarbij aangegeven dat de veiligheid van het personeel van AkzoNobel, omwonenden en milieu niet in het geding mag zijn. In de omgeving van elke put die gelekt heeft, wordt een bodemonderzoek uitgevoerd. Als daarbij een verontreiniging wordt geconstateerd zal AkzoNobel naar gelang de aard en omvang van de verontreiniging een bodemsanering moeten uitvoeren. Uit de tot nu toe uitgevoerde bodemonderzoeken is gebleken dat de bodemverontreinigingen beperkt zijn tot circa 20 meter uit de put. Op dit moment lijken de mogelijke gevolgen dan ook beperkt te zijn tot de onmiddellijke nabijheid van de lekke putten. In mijn brieven4 5 aan uw Kamer van 5 juli en 13 september 2016 ben ik nader ingegaan op de gevolgen voor de omgeving en de wijze waarop de verontreinigingen worden gesaneerd.
In mijn brief6 van 27 januari 2017 heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over dit onderzoek naar de boorputten van AkzoNobel. Op dit moment beschikt AkzoNobel over 551 boorputten, zijnde 87 actieve putten, 322 inactieve putten en 142 verlaten putten. Uit het onderzoek is gebleken dat 35 inactieve putten een verhoogde kans op lekkage. Inmiddels zijn er 17 van deze inactieve putten met een druktest beproefd. Hiervan bleken er 12 lek te zijn. Voor het einde van 2017 zullen alle inactieve putten met een verhoogd risico op lekkage worden onderzocht. Het is niet ondenkbaar dat ook daar nog lekkende inactieve putten bij zullen zitten. Het is niet uitgesloten dat naar aanleiding van de resultaten van de testen het onderzoeksprogramma nog zal veranderen.
De onlangs geconstateerde lekkage in de inactieve boorput 329 is ontdekt tijdens het integriteitsonderzoek dat AkzoNobel in het kader van het verscherpt toezicht uitvoert en is onderdeel van het met SodM afgesproken onderzoeksprogramma. Het lek in put 329 geeft SodM geen aanleiding om voortijdig het onderzoeksprogramma aan te passen of het verscherpt toezicht te wijzigen.
Het verscherpte toezicht houdt onder meer in dat een speciaal team van inspecteurs onder dagelijkse leiding van de Inspecteur-generaal der Mijnen er op toeziet dat AkzoNobel haar verantwoordelijkheid neemt. Dit regime blijft van kracht tot AkzoNobel heeft aangetoond dat de integriteit van alle putten en transportleidingen geborgd is binnen de kaders van wet- en regelgeving en op een manier die veilig is voor mens en milieu. SodM heeft bij AkzoNobel aangedrongen op gepaste urgentie bij onderzoek en sanering van lekkages en mogelijke verontreinigingen in Twente, en daarbij aangetekend dat de veiligheid van het personeel van AkzoNobel, omwonenden en milieu niet in het geding mag zijn. AkzoNobel heeft inmiddels stappen in de goede richting gezet en ligt op schema om het onderzoek betreffende de 35 geselecteerde boorputten voor 1 januari 2018 af te ronden.
Naar aanleiding van de incidenten bij AkzoNobel en vragen uit de samenleving, heeft SodM besloten twee toezichtprojecten uit te voeren die betrekking hebben op de zoutindustrie en op ondergrondse cavernes. Hierbij zullen op een geïntegreerde manier zowel geologische als technisch operationele aspecten onderzocht worden. De beide projecten zijn gestart en SodM verwacht in 2018 haar bevindingen en aanbevelingen te publiceren.
In de periode oktober 2016 tot en met april 2017 heeft SodM uitvoering gegeven aan het inspectieproject met als thema «Integriteit Bestaande Putten». In dit inspectieproject zijn alle elf mijnondernemingen die zich bezig houden met de opsporing en winning van olie en gas geïnspecteerd op veiligheid van kritische onderdelen en beheersaspecten van bestaande in gebruik zijnde putten. De focus was hierbij op:
De hoofdbevinding die SodM heeft opgetekend uit het inspectieproject is dat er geen putten zijn aangetroffen waaruit gas, olie of zout water naar de bodem lekt. Wel bleek dat drie van de elf mijnondernemingen onvoldoende voorzien in een Well Integrity Management System (WIMS). Ook bleek dat de meeste mijnondernemingen de criteria voor het melden en insluiten van een put niet altijd goed hebben vastgelegd in WIMS en voert men geen audits uit op dit WIMS. De desbetreffende mijnondernemingen zijn hierop aangesproken en hebben inmiddels verbeteringen doorgevoerd door het WIMS in lijn te brengen met de recentelijk ingevoerde internationale norm ISO/TS 16530–2 betreffende putintegriteit.
SodM is in april 2017 gestart met de uitvoering van het project om de algehele staat van de integriteit van alle in gebruik zijnde putten op land te duiden. «In gebruik» impliceert de mijnbouw-wettelijke status van een put die niet in aanleg is en ook niet buiten gebruik gesteld is. Alle andere statussen van een put, zoals inactief, ingesloten, gesuspendeerd, deels buiten gebruik gesteld, etc., vallen wel onder deze status van «in gebruik». SodM verwacht eind 2017 de eerste conclusies te kunnen trekken en zal dan ook aanbevelingen doen.
De lekkages van de putten zijn inderdaad verontrustend. Met name vind ik het verontrustend dat deze lekkages zo lang onopgemerkt zijn gebleven. De lekken in put 335 waren er al direct bij de aanleg van de put in 1987 en zijn pas in 2016 aan het licht gekomen. Voor SodM was dat dan ook een belangrijke reden voor het instellen van het verscherpt toezicht. SodM heeft sindsdien ook nog diverse projecten geïnitieerd (zie antwoorden op vragen 6 en 7). Tevens besteedt SodM extra aandacht aan de integriteit van bijvoorbeeld geothermieputten omdat deze een vergelijkbare configuratie hebben als de in bedrijf zijnde zoutwinningsputten.
De Mijnbouwwet maakt geen onderscheid tussen putten die in gebruik zijn en putten die niet in gebruik zijn. De inactieve putten van AkzoNobel moeten dan ook aan alle regels van de Mijnbouwwet voldoen totdat de put verlaten is.
Verlaten putten (de Mijnbouwwet spreekt over «buiten gebruik gestelde putten») vallen in principe niet meer onder de Mijnbouwwet zodra deze conform de Mijnbouwwet buiten gebruik zijn gesteld. Wel is de mijnonderneming nog op basis van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor buiten gebruik gestelde putten en ontstaat een bijzondere situatie als achteraf blijkt dat de put niet conform de Mijnbouwwet buiten gebruik is gesteld.
Ingevolge artikel 6:175 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rust de aansprakelijkheid bij degene die bij de aanvang van de tot verontreiniging leidende gebeurtenis als aansprakelijke persoon werd aangewezen. Indien na de lekkage een ander exploitant wordt van het mijnbouwwerk, blijft de aansprakelijkheid voor deze schade rusten op degene die ten tijde van de lekkage aansprakelijk was.
Volgens artikel 3:310 BW tweede lid, geldt voor verontreiniging van de bodem door een gebeurtenis zoals bedoeld in artikel 6:175 (BW), een verlengde termijn van 30 jaar. Bestaat de gebeurtenis uit een voortdurend feit, dan begint de termijn van dertig jaren te lopen nadat dit feit is opgehouden te bestaan. Bestaat de gebeurtenis uit een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, dan begint deze termijn te lopen na dit laatste feit.
Zie antwoord vraag 10.