Ingediend | 15 mei 2017 |
---|---|
Beantwoord | 8 juni 2017 (na 24 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z06287.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2039.html |
Dat er sprake kan zijn van het per saldo belasting betalen over de eigen woning als gevolg van de tariefmaatregel eigen woning was inderdaad duidelijk. Dit blijkt onder meer uit het feit dat er een (verworpen) amendement is ingediend om dit in een geval waarin de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld van toepassing is (Hillen-geval) te voorkomen.1 Ook was een dergelijke uitwerking voor een Hillen-geval opgenomen in de brief van 11 november 20132.
De tariefmaatregel eigen woning leidt niet tot een bijtelling bij het inkomen, maar tot een aanpassing van de verschuldigde belasting. De tariefmaatregel geldt niet voor de voordelen uit eigen woning, maar is alleen van toepassing als er rente of kosten verschuldigd zijn voor een eigenwoningschuld. Daardoor geldt de maatregel wel ingeval er een relatief kleine eigenwoningschuld is en niet als er geen sprake meer is van een eigenwoningschuld.
Ja, hoewel dat verworpen amendement zich beperkte tot Hillen-gevallen.
In de brief van 11 november 20134 is deze passage opgenomen.
Mij is gebleken dat de passage in de brief van 11 november 20135 wordt uitgelegd als een losstaande keuze om rente en kosten al dan niet in aftrek te brengen. Deze uitleg van die passage is niet in lijn met de wettelijke systematiek. Er is geen keuze met betrekking tot de aftrek van rente en kosten maar in bepaalde gevallen alleen een keuze ten aanzien van de kwalificatie van de schuld (box 1 of box 3). De aftrek van rente en kosten volgt die kwalificatie. Het is dan ook enkel mogelijk om een schuld die na 31 december 2012 is afgesloten en waarvoor een fiscale aflossingseis geldt en die kwalificeert als eigenwoningschuld zodanig aan te passen dat die schuld niet meer kwalificeert als eigenwoningschuld, waardoor de rente en kosten niet langer aftrekbaar zijn in box 1. Dit kan door deze schuld om te zetten in een aflossingsvrije lening waardoor niet langer aan de wettelijk vereiste vormgeving wordt voldaan. In andere gevallen waarbij de schuld kwalificeert als eigenwoningschuld valt de schuld in box 1 en wordt rekening gehouden met de rente en kosten die op grond van de wet als aftrekbare kosten in aanmerking worden genomen, ongeacht of deze daadwerkelijk in aftrek worden gebracht. De betreffende passage had hier explicieter over kunnen zijn en in die zin begrijp ik de verwarring die is ontstaan.
De wettelijke systematiek is niet gewijzigd en die systematiek is steeds gevolgd. Het beleid is dan ook niet gewijzigd.
De verlenging van de beantwoordingstermijn had niet te maken met het innemen van het hiervoor verwoorde standpunt, maar op de benodigde tijd die het afstemmen van antwoorden – vooral als er meerdere departementen betrokken zijn – kan vergen.
Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is een belastingplichtige verplicht om de aangifte juist en volledig in te vullen. Dit geldt niet alleen voor positieve inkomensbestanddelen, maar bijvoorbeeld ook voor aftrekbare kosten en de persoonsgebonden aftrek. Een sanctie (in de vorm van een bestuurlijke boete) kan in dit verband echter uitsluitend aan de orde zijn ingeval er sprake is van een heffingsbelang voor de Belastingdienst. Over het algemeen is er geen heffingsbelang bij het niet claimen van een aftrek. De aanslag wordt dan immers eerder te hoog dan te laag vastgesteld. De belastingplichtige benadeelt zichzelf dan. Er kan daarbij ook sprake zijn van een voor de belastingplichtige nadelige doorwerking naar bijvoorbeeld toeslagen.
Bij de eigen woning kan er per saldo wel sprake zijn van een heffingsbelang. Dat is in ieder geval aan de orde voor Hillen-gevallen. Ook de Hillen-regeling is gebaseerd op de rente en kosten die op grond van de wet als aftrekbare kosten in aanmerking worden genomen, ongeacht of dat daadwerkelijk wordt gedaan. Dit heeft tot gevolg dat het niet claimen van renteaftrek geen verschil maakt voor de hoogte van de Hillen-aftrek en het saldo eigen woning, maar in beginsel wel voor de toepassing van de tariefmaatregel waarvoor de feitelijke aftrek bepalend is. Bij correctie door de Belastingdienst van de aftrek zal de tariefcorrectie alsnog toepassing vinden waardoor de belastingplichtige zich weer in dezelfde positie bevindt als wanneer hij direct juist aangifte had gedaan en de rente in aftrek had gebracht. In niet-Hillen-gevallen kan er – net als bij de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten – per saldo zelfs meer belasting betaald moeten worden dan het geval was geweest bij het wel claimen van renteaftrek en toepassing van de tariefmaatregel. Ook hier geldt dat bij correctie de uitkomst weer overeenkomstig de wet zal zijn.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 en 10 is een belastingplichtige verplicht om de aangifte juist en volledig in te vullen. Dat betekent inderdaad ook dat uitgaven voor specifieke zorgkosten moeten worden geclaimd. Bij lijfrentepremies heeft de belastingplichtige in zekere zin een keuze. Ingeval de lijfrente in de polis wordt vormgegeven als een box 1-lijfrente is de premie binnen bepaalde begrenzingen aftrekbaar. Omdat deze aftrekmogelijkheid in de wet expliciet is vormgegeven als een «kan-bepaling», kan de belastingplichtige er in theorie ook voor kiezen om de betreffende premie niet in aftrek te brengen.
Dat heeft sinds 1 januari 2009 echter tot gevolg dat de uitkering – afgezien van een beperkte saldoregeling – wel wordt belast, terwijl de premie niet in aftrek is gebracht. Voor zover de premies niet in aanmerking worden genomen, maar de uitkering wel wordt belast, brengt de belastingplichtige zich dus ook hier in een nadelige situatie met het niet in aftrek brengen van de premie, omdat hij dan per saldo meer belasting verschuldigd is. De belastingplichtige kan er ook voor kiezen om de lijfrente vorm te geven als een box 3-lijfrente. In dat geval kan hij de premie niet in aftrek brengen en is de uitkering niet belast, maar wordt de waarde van de lijfrente meegenomen in box 3.
Zie antwoord vraag 8.
Ja.
Zie antwoord vraag 6.
De regels rondom de aftrek van rente en kosten eigen woning zijn complex. In de wet zijn de regels gedetailleerd uitgeschreven. Ik verwijs hiervoor naar de afdelingen 3.6 en 3.6a van de Wet IB 2001 en delen van hoofdstuk 10bis van die wet.
Mede gelet op de in het antwoord op vraag 5 gegeven toelichting op de aldaar bedoelde reactie in de brief van 11 november 2013, zie ik geen aanleiding om de wet op dit punt niet toe te passen.
U treft de beantwoording hierbij aan.