Ingediend | 11 mei 2017 |
---|---|
Beantwoord | 22 juni 2017 (na 42 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z06145.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2166.html |
Internationale overeengekomen maatregelen zijn de meest effectieve wijze om belastingontwijking te bestrijden. Daarnaast hebben landen met elkaar zowel in OESO-verband als in EU-verband juist afspraken gemaakt om schadelijke belastingconcurrentie te voorkomen. Daarbinnen blijven landen vrij om soeverein hun eigen belastingbeleid te voeren en bepaalt het democratisch proces in elk van die landen de beoogde belastingdruk.
Zie antwoord vraag 1.
De belasting op kapitaal en bezit in de CBS- en OESO-statistieken is sterk gerelateerd aan de opbrengst van de vennootschapsbelasting (vpb). Deze opbrengst is in de jaren na de financiële crisis relatief laag geweest vanwege teruglopende winsten. Deze zijn sterk conjunctuurgevoelig, meer dan de opbrengsten van belasting op arbeid. Daarbij duurt het langer voordat de vennootschapsbelasting weer op een structureel niveau is vanwege verliescompensatie – bedrijven hebben de mogelijkheid om verliezen uit eerdere jaren te verrekenen met winsten van latere jaren.
Onderstaande figuur toont de vpb-ontvangsten (uitgezonderd de vpb op gas) als percentage van het BBP sinds 2001. De figuur toont dat de vpb-ontvangsten in de jaren van en na de financiële en economische crisis als percentage van het BBP op een lager niveau lagen, maar vanaf 2014 weer sterk toenemen. De groei is sterker dan de groei van de economie als geheel. In nominale termen is in 2016 met 20,7 miljard euro zelfs sprake van de hoogste opbrengst ooit gerealiseerd. Ik herken mij daarom niet in de stelling dat kapitaal en winst in de afgelopen jaren steeds minder belast worden.
De fiscaliteit is slechts één van de aspecten die de aantrekkelijkheid van een land voor bedrijven bepaalt. De aantrekkelijkheid van een fiscaal regime wordt in het algemeen bepaald door de administratieve lasten die het meebrengt en door de effectieve belastingdruk.
Besparing van administratieve lasten kan bereikt worden door het aantal contactmomenten te beperken en door regels zo eenvoudig mogelijk te houden.
Een sprekend voorbeeld van maatregelen die gevolgen hebben voor de effectieve belastingdruk, zijn de regimes voor innovatieve activiteiten die de laatste tien jaar door veel landen zijn ingevoerd. Om schadelijke belastingconcurrentie te voorkomen zijn op dat gebied binnen OESO en EU eisen aan die regimes gesteld.
De OESO publiceert slechts statutaire tarieven en geen effectieve tarieven voor de OESO-landen. Hierdoor is niet vast te stellen hoeveel OESO-landen een hoge of een lager effectief tarief hebben. Wel publiceert de OESO statutaire tarieven. In de figuur is het gemiddelde statutaire tarief in de OESO weergegeven. Met een statutair belastingtarief van 25 procent ligt het Nederlandse tarief iets boven het gemiddelde, zowel in OESO-verband als in de eurozone.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
Binnen de OESO bestaat het Forum on Harmful Tax Practices en binnen de Europese Unie bestaat de Gedragscodegroep. In beide fora werken de leden eraan schadelijke belastingconcurrentie te bestrijden aan de hand van gezamenlijk ontwikkelde criteria.
Daarnaast worden snelle vorderingen geboekt bij de implementatie van maatregelen om verdragsmisbruik tegen te gaan (bijvoorbeeld via het Multilaterale Instrument) en bij de implementatie van maatregelen om de nationale belastinggrondslagen beter te beschermen (bijvoorbeeld door de Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn, ATAD).
Ik vind het van belang eerst de effecten hiervan af te wachten alvorens te bezien of extra initiatieven nodig zijn om schadelijke belastingconcurrentie tegen te gaan. Ik heb op dit moment geen aanleiding daarbij nieuwe initiatieven te nemen.