Ingediend | 14 april 2017 |
---|---|
Beantwoord | 23 mei 2017 (na 39 dagen) |
Indiener | Sietse Fritsma (PVV) |
Beantwoord door | Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z05107.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1934.html |
Elke individuele zaak beoordeel ik op de eigen merites. Ik maak dus per zaak 100% wel of 100% geen gebruik van deze bevoegdheid. De genoemde 31% is enkel een momentopname en kan op elk willekeurig ander moment hoger danwel lager zijn.
U vraagt naar het waarom van een door mij niet gedeelde stelling. Deze kan ik dan ook niet verklaren. Daarnaast is niet van al mijn voorgangers bekend in hoeveel procent van de gevallen zij hun discretionaire bevoegdheid hebben aangewend, een record kan dan ook niet worden vastgesteld.
Er is geen structureel generaal-pardonbeleid. Daarnaast ligt er geen magnetisch proces ten grondslag aan migratiebewegingen naar Nederland.
Ik ben van mening dat het gebruikmaken van mijn discretionaire bevoegdheid op zichzelf niet iets goeds is. Het gaat in deze zaken altijd om een afweging van belangen. Daarbij is het inderdaad zo dat betrokkene op grond van het vreemdelingenrecht geen recht heeft in Nederland te verblijven. Dat argument weegt zwaar bij het beoordelen van verzoeken. Dat is dan ook de reden dat ik alleen in zeer specifieke en schrijnende omstandigheden van mijn discretionaire bevoegdheid gebruik maak en in de meeste gevallen dergelijke verzoeken afwijs.
Er is geen bemoeienis van Kamerleden bij de beslissing wel of niet gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid. Wel komt het voor dat kamerleden een verzoek hiertoe initieren danwel ondersteunen.
Het gebruik van de discretionaire bevoegdheid is vastgelegd in artikel 3.51, onder k, Vreemdelingenbesluit 2000.
Nee, aangezien er geen generaal-pardonbeleid is, kan ik daar ook niet mee ophouden.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Fritsma (PVV) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat hij vele afgewezen asielzoekers toch trakteert op een verblijfsvergunning (ingezonden 14 april 2017) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.