Ingediend | 8 maart 2017 |
---|---|
Beantwoord | 9 mei 2017 (na 62 dagen) |
Indieners | Jaco Geurts (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
Beantwoord door | Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z03566.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1777.html |
De asbestverwijderingsbedrijven hebben aangegeven dat de deadline haalbaar lijkt als het saneringswerk evenredig over de komende jaren verdeeld kan worden.
De branchepartijen leveren een actieve bijdrage aan het verder vormgeven van de versnellingsaanpak asbestdakensanering om zodoende gezamenlijk zorg te dragen voor het afdoende evenredig over de jaren verdelen van de werklast. Er zal tijdig aandacht worden geschonken aan de werving en selectie van personeel om het saneringswerk uit te voeren. Daarnaast stimuleert de Subsidieregeling Verwijderen Asbestdaken dat dakeigenaren nu het dak laten saneren.
Uit de MKBA van 20121 blijkt dat er in Nederland nog ca. 120 mln m2 asbestdak aanwezig was. Sinds 2014 is er een versnelling zichtbaar bij het saneren van asbestdaken2. Er moet nog ca. 100 mln m2 asbestdak gesaneerd worden. Afhankelijk van de vraagontwikkeling zal de asbestsaneringsbranche de benodigde asbestdaksaneerders opleiden en inzetten.
In 2016 waren er 81.477 asbestsaneringen. Daarvan waren er 17.874 daken (22%). Asbest is tot 1993 op grote schaal toegepast in verschillende soorten bouwmaterialen. Asbestsaneringen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op isolatiemateriaal, leidingen en plaatmateriaal. Daarnaast is asbest op grote schaal toegepast in industriële installaties.
Sinds 1994 mag asbest niet meer worden gebruikt, dus ook niet in gebouwen. Het is onbekend in hoeveel procent van alle huurwoningen en openbare gebouwen nog asbesthoudende toepassingen aanwezig zijn. Waar asbest veilig aanwezig is, kan het blijven zitten. Zolang asbest in gebouwen niet geraakt wordt, vormt dit geen gezondheidsrisico. Zodra asbest niet meer hechtgebonden is (bijvoorbeeld afbrokkelt), moet het op verantwoorde wijze verwijderd worden. Als er verbouwd, gerenoveerd of gesloopt wordt, moet asbest eerst geïnventariseerd worden en vervolgens op de voorgeschreven wijze verwijderd worden.
Wat betreft scholen en ziekenhuizen heb ik in antwoorden op vragen3 van het voormalig lid Smaling laten weten dat 84% van alle ziekenhuizen geheel of gedeeltelijk is geïnventariseerd. In de brief van 4 december 20134 is gemeld dat 64% van de responderende scholen hun gebouw geïnventariseerd hadden. Als uit de inventarisatie bleek dat er asbest aanwezig was, dan is ook de aard, omvang en staat van het asbest geïnventariseerd. In mijn brief van 2 juni 20165 heb ik aangegeven dat een onderzoek van de GGD GHOR heeft uitgewezen dat het aantal scholen dat een vrijwillige asbestinventarisatie heeft uitgevoerd groter is dan werd aangenomen.
In 2016 is een systeem ingevoerd waardoor het certificaat van Deskundig Asbestverwijderaar nu bestaat uit twee niveaus (DAV-1 en DAV-2). De «oude» DAV, zonder nummeraanduiding, is qua inhoud en niveau vergelijkbaar met de DAV-2. Iedereen die voorheen een DAV was met een geldig certificaat is bij de wijziging van het systeem hernoemd tot DAV-2.
Het aantal gecertificeerde vakmensen is de afgelopen jaren toegenomen. Op 1 januari 2013 waren er 2.359 vakmensen met een DAV-certificaat. Vier jaar later (1 januari 2017) kent de branche 4.770 houders van DAV-2 certificaten. Op 1 januari 2013 waren er 1.377 gecertificeerde DTA’s. Vier jaar later (1 januari 2017) kent de branche 2.687 houders van een DTA-certificaat. De branche geeft aan dat deze cijfers kunnen worden verklaard door de crisisjaren in de bouwsector, waardoor vakmensen uit de bouwsector destijds zijn ingestroomd in de asbestsector.
Voor elk gecertificeerd werkveld bestaat een beheerstichting die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en het beheer van certificatieschema’s voor beoordeling van personen, systemen en processen. De beheerstichting houdt ook een openbaar centraal register bij van certificaathouders. Voor asbest betreft dit bedrijven en personen die een certificaat behalen. Of er daadwerkelijk werkzaamheden uitgevoerd worden, en hoeveel uren dit zijn, kan per certificaat verschillen. Dat wordt niet op individueel niveau bijgehouden. Het certificaat heeft een geldigheidsduur van drie jaar. Om het werk waarvoor een certificaat verplicht is uit te mogen blijven voeren, moet een vakdeskundige dus elke drie jaar een herexamen afleggen voor zowel het praktijkgedeelte als de theorie.
De opleiding tot DAV-1 kan worden gevolgd bij verschillende opleiders. Het uiteindelijke certificaat wordt afgegeven door de beheerstichting Ascert. In 2016 zijn er 352 DAV-1 certificaten afgegeven door Ascert. Tot en met februari van dit jaar zijn 141 DAV-1 certificaten afgegeven.
Het nieuwe systeem met DAV op niveau 1 en niveau 2 is begin 2016 ingevoerd. In dat jaar zijn 25 vakmensen die een DAV-1 certificaat behaalden doorgestroomd naar DAV-2. Vakmensen die in 2016 hun DAV-1 certificaat behaalden, kunnen ook in 2017 nog doorstromen naar DAV-2.
In 2016 werden er 813 DTA-certificaten afgegeven.
De vraag naar asbestsaneerders bepaalt hoeveel saneerders er opgeleid moeten worden. Het is niet zinvol om meer saneerders op te leiden dan er vraag naar is in de markt. Als saneringsbedrijven merken dat de vraag naar saneerders toeneemt, dan kunnen deze bedrijven meer personeel aannemen en opleiden.
In een kwalificatiedossier ligt vast wat een mbo-student aan het eind van zijn of haar opleiding moet kennen en kunnen. Op basis daarvan maken mbo-instellingen hun onderwijsprogramma. Onderwijs en bedrijfsleven, georganiseerd in de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), ontwikkelen en onderhouden de kwalificatiedossiers. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt de kwalificatiedossiers vast.
De zinsnede «asbest, de bewustwording over veilig omgaan met asbest en asbestsanering» is geen standaardonderdeel in de reguliere mbo-opleidingen. Ze is niet opgenomen in de kwalificatiedossiers die behoren bij de mbo-opleidingen tot timmerman, loodgieter, schilder en installateur. Het is daarmee geen verplichting in deze opleidingen. Dit betekent echter niet dat opleidingen hier geen aandacht aan besteden. Scholen en docenten kunnen ervoor kiezen om hier aandacht aan te besteden in de opleiding, bijvoorbeeld in het kader van ARBO, veiligheid en persoonlijke beschermingsmiddelen, wat wel een standaardonderdeel is van deze opleidingen. Voor veel mbo-bouwopleidingen is tevens het behalen van een Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers (VCA) certificaat verplicht.
Tot slot is er ook een mbo-keuzedeel «Specialisatie KCA (Klein Chemisch Afval) en Asbest». Keuzedelen zijn sinds studiejaar 2016–2017 een verplicht onderdeel van een mbo-opleiding. Mbo-studenten kunnen daarmee verdieping en verbreding aanbrengen in hun opleiding. Mbo-studenten kunnen ervoor kiezen om dit keuzedeel te volgen.
Het is van belang dat het verwijderen van asbest op deskundige wijze gebeurt. Hiervoor is de opleiding Deskundig Asbest Verwijderaar (DAV). De branchevereniging voor aannemers heeft geconstateerd dat er behoefte is aan een gespecialiseerde mbo-opleiding sloop. Binnen deze opleiding zal er ook aandacht worden besteed aan het verwijderen van asbest bij sloop. In samenwerking met de provincie Drenthe wordt gestart met deze mbo-opleiding. Met deze opleidingen wordt ingespeeld op de vraag vanuit de markt om een gespecialiseerde sloopopleiding en wordt er op een structurele wijze aandacht besteed aan het verwijderen van asbest.
Binnen de bouwsector bestaan diverse risico’s die van invloed zijn op het gezond en veilig uitvoeren van de bouwwerkzaamheden. Het risico op het aantreffen van asbest is er daarvan een. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat het nodig is om aanvullende middelen ter beschikking te stellen specifiek om het veilig omgaan met asbest en asbestsaneringen op te nemen in de basis-bouwopleidingen. Het huidige aanbod aan opleidingen aangevuld met het eerder genoemde initiatief vanuit de branche is mijns inziens afdoende.
Het verwijderen van asbestdaken voor 2024 is volgens de asbestsaneringsbranche haalbaar als het saneringswerk evenredig over de jaren verspreid wordt. De saneringsbranche is één van de deelnemers aan de programmatische aanpak. Ten behoeve van een vlotte sanering werkt de branche samen met de provincie Drenthe aan een mbo-leergang «Sloop». Op deze wijze draagt de saneringsbranche bij aan het versneld saneren van asbestdaken.
Daarnaast heeft de provincie Limburg met partners het initiatief genomen om een «Asbest opleiding en kenniscentrum» op te zetten. Het opleiden van asbestsaneerders wordt gecombineerd met de opleiding tot het monteren van zonnepanelen en andere duurzame maatregelen. De provincie Limburg is één van de koploperprovincies binnen de programmatische aanpak. In overleg met het programmabureau wordt bezien in hoeverre deze aanpak landelijk kan worden toegepast.
Tot slot geldt dat wanneer het risico op het in contact komen met asbest tijdens werkzaamheden in de praktijk is opgenomen in de risico-inventarisatie & evaluatie (RI&E) van bedrijven binnen een bepaalde sector, dat een indicator kan zijn voor bewustwording op de werkvloer binnen deze sector. In 2017 inspecteert de Inspectie SZW bij een vijftigtal bedrijven in een aantal sectoren waar dit risico zich kan voordoen of men het onderwerp «asbest» in de RI&E heeft opgenomen.
Het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS) is een webapplicatie waarmee asbestgegevens van elke fase in de keten van asbestverwijdering (zoals inventarisatie, sanering, eindbeoordeling en stort van het asbestafval) worden bijgehouden en uitgewisseld tussen ketenpartijen. Het LAVS vergemakkelijkt procedures en beperkt administratieve lasten op drie manieren.
Ten eerste maakt het LAVS het mogelijk dat informatie, die bedrijven op grond van de bouw- en Arboregelgeving aan diverse instanties moeten verstrekken, slechts eenmaal in het LAVS hoeft te worden ingevoerd. Het LAVS zorgt er vervolgens voor dat die informatie bij de juiste instanties terecht komt.
Ten tweede voldoen bedrijven met het LAVS aan de verplichtingen om over en weer informatie te verstrekken, zoals bijvoorbeeld de verplichting om het asbestinventarisatierapport aan het saneringsbedrijf ter beschikking te stellen. Met het LAVS wordt automatisch aan deze verplichting voldaan, omdat de gegevens raadpleegbaar zijn door de bij een asbestproject betrokken partijen.
Tot slot leidt het LAVS de gebruiker per fase van asbestverwijdering door de administratieve handelingen die conform de wet- en regelgeving moeten worden uitgevoerd en zorgt ervoor dat ketenpartners de juiste informatie verstrekken aan de juiste instanties. Dat voorkomt fouten en leidt tot een betere naleving van de administratieve verplichtingen.
Het LAVS is slechts toegankelijk met e-herkenning en na autorisatie. Dit leidt tot een beperkte eenmalige extra administratieve last, die echter onvermijdelijk is om een veilig gebruik van het LAVS te kunnen waarborgen. De meeste bedrijven beschikken overigens al over een e-herkenning.
Op 8 maart 2017 ontving ik vragen die gesteld zijn door de leden Geurts en Amhaouch (beiden CDA) inzake het opleiden van asbestsaneerders en het plan van aanpak asbestsanering. Tot mijn spijt kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Voor de beantwoording van de vragen is aanvullende informatievergaring en afstemming nodig. Ik zal u de antwoorden medio april doen toekomen.