Ingediend | 17 januari 2017 |
---|---|
Beantwoord | 17 februari 2017 (na 31 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid recht rechtspraak strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z00473.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1217.html |
Ja.
Ja.
Ten aanzien van de in vraag 2 genoemde informatie heb ik uw Kamer meerdere malen toegelicht waarom ik van mening ben dat die informatie niet (vertrouwelijk) met uw Kamer kan worden gedeeld. Ten aanzien van de (concept) interviewverslagen heb ik uiteengezet dat aan de geïnterviewden is toegezegd dat hun gesprek strikt vertrouwelijk zou zijn en blijven. Die vertrouwelijkheid was nodig om geïnterviewden in een veilige omgeving hun verhaal te kunnen laten doen en daarmee om de validiteit van het onderzoek te waarborgen. De schriftelijke aantekeningen van de onderzoekers die de gesprekken hebben gevoerd en de verslagen die van de gesprekken zijn gemaakt, worden uitsluitend bewaard met het oog op de wetenschappelijke controleerbaarheid van het onderzoek. Daartoe zijn de schriftelijke aantekeningen en het verslag alleen onder strikte voorwaarden van geheimhouding toegankelijk en uitsluitend vanuit het oogmerk om de wetenschappelijke validiteit/kwaliteit te controleren. De verslagen worden niet voor de Kamer openbaar gemaakt of vertrouwelijk ter inzage gelegd, omdat dit strijdig is met de afspraak tussen de Universiteit Twente en de geïnterviewden dat hun verslag enkel voor wetenschappelijke controleerbaarheid zou kunnen worden ingezien. Het schenden van deze afspraak zou vanuit het oogpunt van wetenschappelijke ethiek niet correct zijn jegens de geïnterviewden en bovendien een bedreiging vormen voor de validiteit van toekomstig onderzoek. Zie voor deze toelichting onder meer Kamerstuk 33 997, nrs. 58 en 70, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nrs. 2771 en 3563 en Kamerstuk 28 362, nr. 10.
De JIT-overeenkomst leent zich niet voor openbaarmaking omdat hierin operationele afspraken over een lopend strafrechtelijk onderzoek zijn vastgelegd. Vanzelfsprekend hecht Nederland eraan dat het onderzoek niet wordt geschaad en dat dit in vertrouwelijkheid kan plaatsvinden. Zie voor mijn eerdere toelichting op dit onderwerp onder meer Kamerstuk 33 997, nr. 30, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nrs. 267 en 881 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nrs. 2771 en 3563 en Kamerstuk 28 362, nr. 10.
Zoals volgt uit de brief van mijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet (Kamerstuk 28 362, nr. 2), kunnen zowel de omstandigheid dat ten aanzien van informatie vertrouwelijkheid is toegezegd als het feit dat de informatie een rol speelt bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten eraan in de weg staan dat informatie met de Kamer wordt gedeeld. Uit de hierboven – en in de daar genoemde Kamerstukken – gegeven toelichting volgt dat deze situatie zich hier voordoet.
Gelet op de vragen 3 en 4 heb ik mijn voornemen om de gevraagde informatie in verband met bovenstaande redenen ook nu niet openbaar te maken, op 10 februari 2017 aan de orde gesteld in de ministerraad. De ministerraad heeft ermee ingestemd dat de gevraagde informatie niet aan de Kamer wordt verstrekt.
Zie het antwoord op vraag 3.
Zoals eerder aan uw Kamer toegelicht is ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17 een Joint Investigation Team (JIT) opgericht. In het JIT werken de opsporingsdiensten van Australië, Maleisië, Oekraïne, België en Nederland samen. De instelling van het JIT en de praktische en juridische invulling van het JIT zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de betrokken opsporingsdiensten.
Een overeenkomst tot het instellen van een JIT heeft betrekking op de wijze en intensiteit van samenwerking in een strafrechtelijk opsporingsonderzoek en om die reden wordt de overeenkomst niet openbaar gemaakt.
Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd, onder meer in de antwoorden op schriftelijke vragen over de onderzoeken naar het neerhalen van vlucht MH17 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 267).
Ja.
De interne evaluatie ziet op de eigen crisisorganisatie van de politie. De opdracht is gegeven door de toenmalig plaatsvervangend korpschef. De evaluatie bestrijkt de periode dat de Staf Grootschalig- en Bijzonder Optreden (SGBO) actief is geweest; van 17 juli 2014 tot en met 31 december 2015.
Ja.
Het evaluatierapport is nog niet klaar. Ik stuur u zo snel mogelijk alvast de conceptconclusies en aanbevelingen.
Ja, dit antwoord ziet op het vinden van een versie of versies van de Kamerbrief met aantekeningen van het Kamerlid Van der Steur, gestuurd tussen 28 mei en 2 juni 2014. Op dit specifieke punt heeft de «restore» niets opgeleverd. Dit betekent echter niet dat er in het geheel geen e-mailverkeer uit 2014 beschikbaar is.
Er zijn geen algemeen geldende uitspraken te doen over de bewaar- c.q. vernietigingstermijnen voor e-mails. Of een e-mail voor bewaring dan wel voor vernietiging in aanmerking komt, is afhankelijk van de waardering in een selectielijst. Het verwijderen van e-mail dat niet geschiedt op basis van de selectielijst is niet conform de Archiefwet.
Zoals in de brief aan uw Kamer van 16 september 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3563) aangegeven, zijn met het aanmerken van de casus MH17 als hotspot (tijdens een interdepartementaal overleg dat vanuit de NCTV was georganiseerd op 7 april 2016), bijzondere bepalingen gaan gelden ten aanzien van het bewaren van archiefbescheiden. Dit betekent dat niets vernietigd mag worden dat relevant is voor onderzoek en reconstructie. Hiermee wordt een nadere invulling van artikel 5, lid 1 sub e van het Archiefbesluit 1995 gegeven.
Op 6 juli 2016 heb ik uw Kamer per brief (Kamerstuk 34 362, nr. 25) gemeld dat het Kabinet in reactie op de motie Segers (Kamerstuk 34 362, nr. 21) dit jaar ingaat op de vraag welke aanpassingen van de regelgeving, waaronder de Archiefwet 1995, in het licht van de digitalisering van de informatiehuishouding noodzakelijk of gewenst lijken ten behoeve van een geordende toegankelijke staat van de archieven.
Zie antwoord vraag 11.
Zie antwoord vraag 11.
In algemene zin geldt dat bij strijdigheid met bepalingen uit de Archiefwet 1995, de Minister van Veiligheid en Justitie als zorgdrager eindverantwoordelijk is.
Op dit moment wordt bij de verschillende archiefvormers die betrokken waren bij de ramp met de MH17 een eenduidige aanpak gehanteerd om de beschikbare en relevante informatie in kaart te brengen. Iedere betrokken overheidsorganisatie blijft zelf verantwoordelijk voor de inhoud en de volledigheid van de informatie conform de geldende wet- en regelgeving.
Ik verwacht dat het project dat deze aanpak coördineert op 1 oktober 2017 is afgerond. Conform de toezegging in de Kamerbrief (Kamerstuk 33 997, nr. 89) wordt de Kamer voor het zomerreces geïnformeerd over de voortgang van het project.
Ja.
Ja.
Het OM heeft laten weten dat het aangeleverde materiaal zorgvuldig en uitgebreid wordt onderzocht.
Voor informatieuitwisseling tussen luchtverkeersleidingsorganisaties wordt vaak het ASTERIX-format gebruikt, ontwikkeld door Eurocontrol. ICAO stelt hier geen verplichting voor, maar noemt in een handleiding het ASTERIX-format als nuttig format. Dit format is inmiddels internationaal breed geaccepteerd. Uit verschillende Russische overheidspublicaties blijkt dat de Russische Federatie in andere gevallen wel gebruik maakt van de ASTERIX-standaard.
De Russische data zijn aangeleverd in een afwijkend format. Om de beelden te kunnen analyseren hebben de Russische autoriteiten een softwarepakket meegeleverd, Russischtalig en zonder handleiding voor het gebruik hiervan. Pas na vertaling en uitvoering van noodzakelijke, maar tijdsintensieve tests op functionaliteit en betrouwbaarheid van de software konden de data worden geanalyseerd. Op de overgedragen data is minder te zien dan wanneer het materiaal aangeleverd zou zijn volgens de ASTERIX-standaard. Over de authenticiteit en nauwkeurigheid van de verstrekte data kan daarom nog geen uitspraak worden gedaan.
Het OM heeft de justitiële autoriteiten van de Russische Federatie naar aanleiding daarvan inmiddels in een brief laten weten dat een aanvullend rechtshulpverzoek zal worden gestuurd.
Het OM heeft tijdens de presentatie van de onderzoeksresultaten van het JIT in september 2016 al aangegeven dat het feit dat de BUK niet op radarbeelden te zien is, niet betekent dat deze daar ook niet gevlogen heeft.
Het OM heeft de informatie die op 26 oktober 2016 van de Russische Federatie is verkregen, reeds met de OVV gedeeld.
De OVV heeft het internationale onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17 succesvol afgerond. De OVV heeft sluitende conclusies getrokken over de toedracht en heeft daartoe medewerking ontvangen van regionale actoren. In zijn rapport beschrijft de OVV op welke manier het onderzoek is uitgevoerd en welke medewerking ze hebben ontvangen (OVV, MH17 onderzoeksverantwoording).
Zoals bekend is het strafrechtelijk onderzoek naar degenen die verantwoordelijken zijn voor het neerhalen van MH17 nog in volle gang. De eerste resultaten van het onderzoek werden op 28 september 2016 aan de nabestaanden gepresenteerd. Het is niet bekend hoe lang het onderzoek nog zal duren.
De secretaris-generaal van de VN is door Nederland geïnformeerd over de eerste resultaten van het strafrechtelijk onderzoek. De secretaris-generaal heeft deze resultaten verwelkomd. Ook sprak de secretaris-generaal zijn steun uit voor het onderzoek van het JIT en riep opnieuw alle landen op volledige medewerking te verlenen, in lijn met VN Veiligheidsraadresolutie 2166.
Nederland heeft zich vanaf het begin ingezet voor betrokkenheid van de VN Veiligheidsraad. Mede door de inspanningen van Nederland is VN Veiligheidsraadresolutie 2166 aangenomen. Nederland heeft zich ook ingezet voor het oprichten van een door de VN Veiligheidsraad gemandateerd tribunaal, dat uiteindelijk verhinderd is door een veto van Rusland.
Het lidmaatschap van de VN Veiligheidsraad biedt Nederland de gelegenheid op het hoogste niveau bij de VN mee te praten en mee te beslissen. Uiteraard zal Nederland het lidmaatschap ook aangrijpen om zich sterk te blijven maken voor de uitvoering van VN Veiligheidsraadresolutie 2166.
Zoals in een brief aan uw Kamer van 24 oktober 2016 is gemeld worden verschillende opties uitgewerkt voor vervolging en berechting van de daders van het neerhalen van vlucht MH17 (Kamerstuk 29 754, nr. 403). Samen met de JIT-landen worden twee opties nader uitgewerkt: een op te richten internationaal tribunaal of nationale vervolging in en door een van de JIT-landen. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat naar Nederland zal worden gekeken bij een keuze voor nationale vervolging door één van de JIT-landen. Voor beide vervolgingsopties wordt onderzocht of, en zo ja welke, aanpassingen van nationale wetgeving nodig zijn.
De keuze voor het meest effectieve strafrechtelijke vervolgings- en berechtingsmechanisme zal gemaakt worden zodra het strafrechtelijk onderzoek dat toelaat.
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat de schriftelijke vragen van het lid Omtzigt (CDA) over de MH17 (ingezonden 17 januari 2017) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.