Ingediend | 15 november 2016 |
---|---|
Beantwoord | 14 december 2016 (na 29 dagen) |
Indieners | Reinette Klever (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
Onderwerpen | verzekeringen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z21229.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-747.html |
Wij hebben kennis genomen van dit bericht. Wij plaatsen enkele kanttekeningen bij het bericht die wij in de beantwoording van de overige vragen hebben verwerkt.
Nee. Zoals het FD-artikel ook stelt, bestaat er in Solvabiliteit II een uitzondering die toegesneden is op het Nederlandse zorgstelsel. De risicomitigerende werking van het vereveningssysteem wordt op deze wijze meegenomen in de berekening van de solvabiliteitseis voor zorgverzekeraars. Die eis valt voor Nederlandse zorgverzekeraars die de basisverzekering uitvoeren ongeveer 40% lager uit dan vergelijkbare solvabiliteitseisen voor andere (Europese) zorgverzekeraars. Solvabiliteit II houdt dus al specifiek rekening met de bijzondere Nederlandse situatie.
Kerntaken van DNB zijn het bewaken van de soliditeit van financiële instellingen en het verzorgen van een stabiel financieel stelsel. Het voorkomen van faillissementen is geen expliciete taak van DNB. Niettemin is het toezicht erop gericht om op een vroeg moment in te kunnen grijpen bij instellingen die in problemen (dreigen te) raken om zo de kans op een daadwerkelijk faillissement zo klein mogelijk te houden.
De richtlijn Solvabiliteit II is zo gekalibreerd dat de kans op een faillissement gelijk is aan 0,5% per jaar, oftewel eens per 200 jaar.
Mocht een zorgverzekeraar failliet gaan, dan zullen verzekerden een nieuwe zorgverzekeraar zoeken en een nieuwe zorgverzekering afsluiten. Vanwege de acceptatieplicht kunnen verzekerden overal terecht.
Voor natura-verzekerden heeft het faillissement geen financiële consequenties. De zorg is immers in natura geleverd. Verzekerden met een naturapolis betalen niet direct aan de zorgaanbieder.
Anders kan dit liggen wanneer verzekerden recht hebben op een vergoeding voor hun zorgkosten door de zorgverzekeraar (restitutie). Wanneer zij zelf een rekening aan een zorgaanbieder hebben betaald en deze vanwege het faillissement niet meer (volledig) kunnen claimen bij hun zorgverzekeraar, zouden zij financieel nadeel kunnen ondervinden. Daarom voorziet artikel 31 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) erin dat dergelijke vorderingen van de verzekerde op de failliete zorgverzekeraar worden betaald door het Zorginstituut. De claim op de zorgverzekeraar wordt dan overgenomen door het Zorginstituut.
Wanneer de verzekerde de premie vooraf op jaarbasis heeft betaald en de zorgverzekeraar gaat bijvoorbeeld halverwege het jaar failliet, dan dient hij zich voor het ten onrechte betaalde gedeelte van de premie bij de curator te melden. Deze claim valt niet onder artikel 31 Zvw aangezien het geen zorgkosten zijn. Dit geldt zowel voor natura- als restitutieverzekerden.
Verzekeraars houden buffers aan om de kans op faillissement, en daarmee onzekerheden voor verzekerden, te beperken.
Om continu te kunnen voldoen aan de solvabiliteitseis uit Solvency II zullen zorgverzekeraars zelf een door hen veilig geachte marge aanhouden boven de 100%. Het aanhouden van een veiligheidsmarge is verstandig aangezien zorgverzekeraars zo in staat zijn om tegenvallers in (geraamde) premieopbrengsten of zorgkosten op te vangen zonder dat zij premies direct moeten verhogen om weer aan de solvabiliteitseis te voldoen. Elke zorgverzekeraar bepaalt zelf welke marge zij boven de minimaal vereiste solvabiliteit wil hanteren. DNB stuurt op het wettelijk kader, 100%, en stelt geen algemene voorschriften rondom de veiligheidsmarge2.
Nee. Zoals aangegeven achten wij het aanhouden van een door de zorgverzekeraar zelf vastgestelde veiligheidsmarge boven de minimale solvabiliteitseis verstandig beleid. Dit is ook in het belang van de verzekerden. Wij gaan ervan uit dat de overige solvabiliteit wordt teruggegeven aan verzekerden via een lagere vaststelling van de premie. Het tempo waarin zorgverzekeraars hun solvabiliteit afbouwen, is een keuze van zorgverzekeraars zelf.
Zoals wij in het antwoord op vraag 2 aangeven, houdt Solvabiliteit II reeds rekening met de specifieke situatie op de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt.