Kamervraag 2016Z20560

Betrokkenheid van ABN Amro bij de aanleg van de Dakota Access-oliepijpleiding en het neerslaan van protesten daartegen.

Ingediend 7 november 2016
Beantwoord 29 november 2016 (na 22 dagen)
Indieners Sharon Gesthuizen (GL), Arnold Merkies
Beantwoord door Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen energie natuur en milieu recht staatsrecht
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z20560.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-607.html
  • Vraag 1
    Bent u op de hoogte van de aanleg van de Dakota Acces-pijpleiding, de mogelijke financiële betrokkenheid van Nederlandse banken en de protesten daartegen?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Welke gevolgen hebben de aanleg van de Dakota Access-pijpleiding en eventuele lekkages van die leiding voor de nu protesterende Sioux-indianen?

    Het bedrijf dat de Dakota Access-pijpleiding aanlegt, dient te voldoen aan alle geldende federale en lokale wet- en regelgeving die geldt voor de aanleg van oliepijpleidingen. Het tracé van de Dakota Access pijplijn loopt over reeds bestaande energie-infrastructuur. De Standing Rock Sioux Indianen en diverse milieugroeperingen maken zich zorgen over mogelijke sociale- en milieurisico’s als gevolg van potentiële lekkage van de pijpleiding in de Missouri-rivier en het Oahe-meer. Daarnaast is de voornaamste zorg dat een gedeelte van het tracé door een gebied met religieus, historisch en cultureel erfgoed van de Standing Rock Sioux loopt. Zij maken zich zorgen dat dit gebied door de aanleg van de pijpleiding, waarvoor zware grondwerkzaamheden noodzakelijk zijn, onherstelbaar wordt beschadigd. Hoewel het gebied waar de pijpleiding doorheen loopt formeel niet tot het Standing Rock Sioux Reservaat behoort en in handen is van private partijen, stelt de stam dat het land aan hen toebehoort op basis van het Fort Laramie verdrag uit 1851.

  • Vraag 3
    Op welke wijze zijn ABN AMRO en ING betrokken bij de aanleg van deze leiding?

    De Dakota Access pijpleiding wordt aangelegd door Dakota Access, LLC, waarvan Energy Transfer Partners LP, Sunoco Logistics Partners LP, Philips 66 en MarEn de eigenaren zijn. Het project wordt gefinancierd door een consortium van zeventien banken. ABN AMRO maakt geen deel uit van dit consortium en is daarmee geen financier van de Dakota Access-pijpleiding. ABN AMRO participeert in een ander consortium van 26 banken dat een doorlopende kredietfaciliteit aan Energy Transfer Equity LP heeft verstrekt. Deze kredietfaciliteit is verstrekt ten behoeve van de dagelijkse bedrijfsvoering. Energy Transfer Equity LP is de moedermaatschappij van Energy Transfer Partners Partners LP en Sunoco Logistic Partners LP.

  • Vraag 4
    Bent u via het NLFI als grootste aandeelhouder verantwoordelijk en aansprakelijk voor investeringen die ABN AMRO doet?

    Nee.

  • Vraag 5
    Bent u bereid, in navolging van de Verenigde Naties, onderzoek te doen naar de vraag of mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden bij de protesten tegen de aanleg van de leiding?2

    De protesten naar de aanleg van de leiding betreffen een interne kwestie van de Verenigde Staten, waarbij er via het rechtssysteem van de VS mogelijkheden zijn om via de juridische weg protest aan te tekenen. Het is niet aan de Nederlandse overheid om hier onderzoek naar te doen.

  • Vraag 6
    Bent u bereid, indien uit uw onderzoek of dat van de VN blijkt dat bij de aanleg van de Dakota Access pijpleiding mensenrechtenschendingen plaatsvinden, ABN AMRO te vragen zich terug te trekken uit dit project?

    ABN AMRO maakt geen deel uit van het consortium van zeventien banken dat de Dakota Access pijpleiding financiert en kan zich daarom ook niet uit dit project terugtrekken.

  • Vraag 7
    Op welke wijze is betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen opgenomen in het IMVO-convenant met de bancaire sector en hoe verhouden de investeringen die ABN AMRO en ING in de Dakota Access-pijpleiding hebben gedaan zich tot het convenant?3

    Het IMVO-convenant richt zich op het verbeteren van de mensenrechtensituatie van mensen in landen zonder voldoende rechtszekerheid. De Verenigde Staten kennen een solide juridisch systeem dat toegankelijk is voor (en ook gebruikt wordt door) diegenen die bezwaar maken tegen de aanleg van de Dakota Access-pijpleiding.
    Onder de afspraken in het convenant wordt van aangesloten banken verwacht dat zij een mensenrechten due diligence procedure hebben en nieuwe zakelijke klanten en projecten beoordelen op het risico dat zij in aanraking komen met mensenrechtenschendingen. Ook wordt er van aangesloten banken verwacht dat zij hun invloed aanwenden om risico’s op mensenrechtenschendingen door klanten te voorkomen en aan te pakken.

  • Vraag 8
    Op welke wijze kunt u de convenantpartners aanspreken op hun investeringen in projecten waarbij mensenrechtenschendingen en milieuschade plaatsvindt?

    De verantwoordelijkheden van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties zijn vastgelegd in de UN Guiding Principles en de OECD Guidelines. Het IMVO-convenant banken is een verdere praktische uitwerking van deze internationale principes en richtlijnen. Het aanspreken van partners op hun verantwoordelijkheden kan dus altijd binnen de kaders van deze internationale principes en richtlijnen plaatsvinden. Eenieder die van mening is dat een partner zijn verantwoordelijkheden onder deze principes en richtlijnen niet nakomt, kan zijn bezwaren kenbaar maken bij het Nationaal Contact Punt4.

  • Vraag 9
    Bent u bereid ING en eventuele andere betrokken Nederlandse banken aan te spreken op hun investeringen in Dakota Access?

    Zie antwoord vraag 8.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2016Z20560
Volledige titel: Betrokkenheid van ABN Amro bij de aanleg van de Dakota Access-oliepijpleiding en het neerslaan van protesten daartegen.
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-607
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Gesthuizen en Merkies over betrokkenheid van ABN Amro bij de aanleg van de Dakota Access-oliepijpleiding en het neerslaan van protesten daartegen