Ingediend | 31 oktober 2016 |
---|---|
Beantwoord | 5 december 2016 (na 35 dagen) |
Indiener | Albert de Vries (PvdA) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
Onderwerpen | huisvesting huren en verhuren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z19909.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-650.html |
Ja.
De regel is dat in de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) alleen zelfstandige (woon)objecten worden opgenomen. Gebleken is dat er in de praktijk ook onzelfstandige (studenten)eenheden in de BAG werden geregistreerd. Om een uniforme vulling van de BAG te krijgen heeft de Minister van I&M besloten vast te houden aan de regel dat alleen zelfstandige (woon)objecten worden opgenomen en bijvoorbeeld niet onzelfstandige woonruimten achter een gedeeld huisnummer. Momenteel wordt de vulling van de BAG daarom door de gemeenten waar dit speelt aangepast.
In principe heeft een huurder van een onzelfstandige woonruimte geen recht op huurtoeslag. Hiervoor gelden een paar uitzonderingen, waaronder voor huurders van een aantal tot het jaar 1997 aangewezen studentencomplexen. Dit betekent dat hoewel de aparte registratie in de BAG vervalt, het recht op huurtoeslag voor huurders van deze zogenaamde «aangewezen onzelfstandige woonruimten» niet verandert.
Omdat de Belastingdienst/Toeslagen verplicht gebruik maakt van basisregistraties en dus ook van de BAG, zijn er maatregelen genomen om te voorkomen dat de huurtoeslag waar sprake is van «aangewezen onzelfstandige woonruimten» ten onrechte stopt. Er wordt daarom intensief samengewerkt met gemeenten en verhuurders om in beeld te brengen welke woonruimten het betreft. Niet uit te sluiten valt dat in enkele gevallen blijkt dat een huurder van een onzelfstandige woonruimte huurtoeslag heeft aangevraagd, terwijl daar geen recht op was omdat de woningruimte niet tot een aangewezen complex behoort, de woonruimte ten onrechte in de BAG was opgenomen en de Belastingdienst/Toeslagen dientengevolge aannam dat het zelfstandige woonruimte betrof. Huurders die hiermee te maken krijgen zullen hierover individueel worden geïnformeerd door de Belastingdienst/ Toeslagen. Vanuit het oogpunt van gewekt vertrouwen en omdat niet aantoonbaar sprake is van een situatie dat de burger wist of had moeten weten dat er geen recht op huurtoeslag bestond voor desbetreffende woning zal de Belastingdienst Toeslagen in deze gevallen de reeds genoten huurtoeslag niet terugvorderen.
De BAG registreert uitsluitend zelfstandige eenheden, terwijl er bij studentenflats vaak ook sprake is van onzelfstandige eenheden. Bij de invoering van de BAG (ca. 2008–2011) zijn diverse handleidingen en andere documenten opgesteld om de gemeenten (als bronhouder) te helpen tot een uniforme en correcte afbakening van eenheden te komen. In 2012 is gebleken dat de manier waarop studentenflats moesten worden afgebakend niet eenduidig was beschreven. Gevolg was dat studentenflats deels «per (onzelfstandige) kamer» en deels «per gang» waren afgebakend en van een adres voorzien. Gezien het breed onderschreven belang van uniformiteit voor de BAG als basisregistratie is aan het BAG Bronhouders- en afnemersoverleg advies gevraagd over de te hanteren afbakening. In overleg met onder meer belanghebbende gemeenten, afnemers en een vertegenwoordiging van de studentenhuisvesters is dit advies voorbereid. Het uiteindelijke advies luidde, samengevat, vast te houden aan de uitgangspunten van de BAG, dus alleen zelfstandige eenheden daarin op te nemen. Wel werd geadviseerd hieraan een implementatietermijn van 3 jaar te verbinden, zodat de gemeenten zorgvuldig en in goede afstemming met betrokkenen zouden kunnen doorvoeren. In 2013 heeft de Minister van IenM dit advies overgenomen en per brief gecommuniceerd aan de gemeenten, waarbij de termijn voor de aanpassingen is gesteld op eind 2016.
Uw Kamer is niet afzonderlijk over dit onderwerp geïnformeerd, aangezien het geen beleidswijziging van de BAG betrof.
Tussen deze begrippen bestaat vooral het verschil dat in de BAG voor een zelfstandige eenheid vereist is dat die over een eigen keuken, douche en toilet beschikt, terwijl voor de huurtoeslag niet de eis van een eigen douche wordt gehanteerd.
Dit betekent dat een zelfstandige eenheid in de BAG altijd ook een zelfstandige eenheid voor de huurtoeslag is. Alleen in de (steeds minder voorkomende) gevallen dat huurders van woonruimtes een douche delen ontstaat een verschil: geen eenheid voor de BAG, maar wel recht op huurtoeslag. Dit betreft slechts een beperkt deel van de woonobjecten die nu voor de BAG opnieuw zijn en worden afgebakend. Voor de meeste daarvan geldt dat ze ook voor de huurtoeslag niet aan de criteria voldoen. De Belastingdienst/Toeslagen zal, zolang de definities uiteenlopen zoals hiervoor beschreven, wel een aanvullende registratie voeren teneinde de woonruimtes die wel voor huurtoeslag in aanmerking komen administratief te beheren.
Zoals in de antwoorden op de vragen hiervoor aangegeven wordt, verandert het recht op huurtoeslag niet.
Het niet uitbetalen van een voorschot kan inderdaad voor de ontvanger van huurtoeslag problematisch zijn. Dat is ook de reden waarom de Belastingdienst /Toeslagen deze kwestie met de hoogste prioriteit oppakt in nauwe samenwerking met gemeenten en verhuurders. De Belastingdienst/ Toeslagen zal voor wat betreft de specifieke aangewezen studentencomplexen de mutaties in de BRP die gaan leiden tot het samenvoegen van huishoudens, niet automatisch verwerken, maar apart behandelen.
De Belastingdienst/Toeslagen voert overleg met de LSVb over de gevolgen van deze aanpassingen in de BAG. De knelpunten die de Belastingdienst/Toeslagen van de LSVb ontvangt worden met spoed opgepakt.
Hierbij deel ik u mede dat de aan mij en de Staatssecretaris van Financiën gestelde vragen van het lid De Vries (PvdA) over Huurtoeslag voor studenten (ingezonden op 31 oktober 2016), met kenmerk 2016Z19909, niet binnen de termijn van drie weken kunnen worden beantwoord. Vanwege de benodigde interdepartementale afstemming is er meer tijd nodig voor de beantwoording. Uw Kamer ontvangt de antwoorden zo spoedig mogelijk.