Ingediend | 24 oktober 2016 |
---|---|
Beantwoord | 6 december 2016 (na 43 dagen) |
Indieners | Michiel van Nispen , Liesbeth van Tongeren (GL) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z19344.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-682.html |
De onder vraag 1 genoemde beweringen staan niet haaks op elkaar. De zin uit de brief van 31 augustus jl. heeft betrekking op de duiding door het OM van de inhoud van de gesprekken met van der G. naar aanleiding van de bandopnames die door Volkert van der G. (Van der G.) – geheel of gedeeltelijk – aan het OM zijn verstrekt. De zin uit de brief van 27 september jl. heeft betrekking op de tijdens het gesprek van 17 september 2015 gebruikte woorden, los van de duiding hiervan door het OM.
Zie antwoord vraag 1.
De stelling dat voor de totstandkoming van de brief van 31 augustus jl. nog niet was gebleken dat het woord «verkooppraatje» minstens één keer letterlijk is gebruikt, is onjuist. Er bestond ook toen geen verschil van inzicht tussen de advocaat van Van der G. en het OM dat het woord «verkooppraatje» tijdens gesprek van 17 september 2015 is gebruikt. Ik merk hierbij op dat het feit dat de advocaat-generaal het woord gebruikt heeft, volgens het OM niet betekent dat de voorwaarde inzake psychische begeleiding ook met deze intentie is opgelegd aan Van der G. De voorwaarden zijn opgelegd ter voorkoming van recidive.
Bij brief van 31 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de duiding door het OM van de inhoud van de gesprekken met van der G. naar aanleiding van de bandopnames die door Van der G. – geheel of gedeeltelijk – aan het OM zijn verstrekt. Ik heb de door het OM getrokken conclusie met uw Kamer gedeeld. Er bestaat – zoals reeds aangegeven – geen verschil van inzicht tussen de advocaat van Van der G. en het OM dát het woord «verkooppraatje» in het gesprek van 17 september 2015 is gebruikt.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen (SP) en Van Tongeren (GroenLinks) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de term «verkooppraatjes» bij het opleggen van een bijzondere voorwaarde aan een veroordeelde (ingezonden 24 oktober 2016) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.