Ingediend | 19 oktober 2016 |
---|---|
Beantwoord | 5 december 2016 (na 47 dagen) |
Indieners | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z19172.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-652.html |
Ja.
Van de wettelijke bevoegdheid om een wrakingsverzoek in te dienen kan door beide procespartijen gebruik worden gemaakt. Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) maakt van deze bevoegdheid slechts in zeer bijzondere gevallen gebruik. Een eerder voorbeeld van het indienen van een wrakingsverzoek door het OM dateert uit 2007 (ECLI:NL:RBUTR:2007:BA8296).
De beoordeling van een stellingname door het OM in individuele aangelegenheden is aan de rechter. In de uitspraak van de rechtbank Overijssel op het wrakingsverzoek d.d. 10 oktober 20162 heeft de wrakingskamer van de rechtbank in overweging 4.4 gesteld dat de afweging van de meervoudige strafraadkamer tussen enerzijds de belangen van de beslagene en anderzijds de belangen van het OM als beslaglegger niet onbegrijpelijk voorkomt en dan ook geen zwaarwegende aanwijzing oplevert voor een gebrek aan onpartijdigheid. Daarbij laat de wrakingskamer meewegen dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek reeds op 1 september 2016 aan het OM is meegedeeld, zodat er naar mening van de rechtbank voldoende gelegenheid is geweest om hiernaar te handelen, waarbij een andere prioriteitstelling, overdracht aan een collega of een aanvullend verweerschrift opties hadden kunnen zijn. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking daarom afgewezen.
Aan deze kwestie lag niet ten grondslag dat het OM onvoldoende voorbereidingstijd voor de zitting zou hebben gehad, maar dat de zaaksofficier van justitie de behandeling ter terechtzitting op de door de rechtbank geplande datum niet kon bijwonen en vervanging door een collega-officier van justitie in deze specifieke zaak niet mogelijk was.
Ik kan geen inzage geven in aspecten samenhangende met de procespositie van het OM in een lopende (straf)zaak. De behandeling van de beklagzaak is op 12 oktober 2016 voortgezet.
De strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde is opgedragen aan het OM. De uitvoering van die taak geschiedt door individuele officieren van justitie. Uitgangspunt bij de behandeling van strafzaken is optimale inhoudelijke behandeling en effectieve, vlotte afhandeling. Daartoe dient het aantal overdrachtsmomenten zoveel mogelijk beperkt te worden, zeker in complexe zaken. De gerechten hanteren als uitgangspunt dat bij de planning van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak de zaaksofficier van Justitie op de zitting aanwezig is. Bij raadkamerzaken (verzoekschriften, bezwaarschriften en klaagschriften) is voor gerechten het uitgangpunt dat deze behandelingen in het zittingsrooster zijn opgenomen en dat het toelichten van het standpunt van het OM doorgaans wordt gedaan door de officier van Justitie die tijdens deze zitting de belangen van het OM behartigt. Hier kan in bijzondere gevallen van worden afgeweken.
In de regel wordt in geval van verhindering van een van de procespartijen in goed overleg een passende zittingsdatum of passende vervanging gevonden.
Wel is de verdere verbetering van de planningsmethodiek een prominent onderwerp van de Taskforce OM/ZM. Hierin worden concrete verbetermaatregelen voor planning, behandeling en voorkoming van aanhouding van strafzaken vormgegeven met behulp van het verkeerstoren ++ model.
Het opgeven van verhinderdata door de verschillende procespartijen kan worden benut om doelbewust een strafzaak te traineren. De indruk bestaat niet dat daarvan stelselmatig sprake is. De rechter laat zich bij het bepalen van de zittingsdatum in de eerste plaats leiden door de belangen van goede en zorgvuldige rechtspraak. Tijdige rechtspraak maakt daarvan deel uit. Dit betekent dat soms bij de planning met een of meer van de opgegeven verhinderdata geen rekening kan worden gehouden. De beslissing daarover is voorbehouden aan de onafhankelijke rechter.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Toorenburg (CDA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «OM wraakt rechtbank» (ingezonden 19 oktober 2016) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.