Kamervraag 2016Z19080

Het bericht dat de ouderenzorg verstopt raakt

Ingediend 17 oktober 2016
Beantwoord 9 november 2016 (na 23 dagen)
Indiener Fleur Agema (PVV)
Beantwoord door Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA)
Onderwerpen ouderen zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z19080.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-452.html
1. Uitzending Max Meldpunt, Omroep max, 6 oktober 2016
2. Kamerstuk 31 765, nr. 216
  • Vraag 1
    Bent u bekend met de uitzending van Max Meldpunt met de titel «Ouderenzorg raakt verstopt»?1

    Ja.

  • Vraag 2


    Gevraagd is naar de ontwikkeling van de groeiruimte voor de contracteerruimte sinds 2010. Uit de vraagstelling komt een beeld naar voren van een sterk afnemende groeiruimte voor de cliënten die op langdurige zorg zijn aangewezen. Dit beeld is om een aantal redenen niet terecht.
    In mijn antwoord zal ik eerst de ontwikkeling van de groeiruimte voor zorg in natura binnen de contracteerruimte schetsen. Deze is opgenomen in tabel 1. Daaruit komt inderdaad een beeld naar voren van een lagere groeiruimte voor de contracteerruimte in de laatste jaren. Daarbij past echter een belangrijke nuance. Bij de invoering van de Wlz is het pgb als een volwaardige leveringsvorm vastgelegd. Hiermee is de keuzevrijheid van cliënten vergroot. Vanaf 2015 zijn de groeimiddelen voor de langdurige zorg in lijn met de voorkeuren van de cliënten in grotere mate ingezet voor pgb (en in mindere mate voor zorg in natura). Daarbij geldt dat er binnen de Wlz sprake is van één totaalkader voor zorg in natura en pgb. Wlz-uitvoerders hebben de mogelijkheid om, mits men binnen het totale kader blijft, middelen te verschuiven tussen zorg in natura en pgb. Daarmee is de scheidslijn tussen de groeiruimte voor zorg in natura en pgb binnen de Wlz minder scherp dan bij de AWBZ. Dat betekent ook dat de middelen die ik vanaf 2015 gedurende het jaar heb toegevoegd aan het Wlz-kader zijn te beschouwen als «onverdeeld». Deze middelen zijn toegevoegd voor groei van de Wlz-aanspraken, waarbij Wlz-uitvoerders deze afhankelijk van de voorkeuren van hun cliënten kunnen inzetten via de inkoop van zorg in natura of door het verstrekken van een pgb.
    Om een integraal beeld te schetsen van de groeiruimte voor cliënten die op langdurige zorg zijn aangewezen brengt tabel 2 de totale groeiruimte in beeld. Tabel 2 laat zien dat de totale groeiruimte voor de langdurige zorg sinds de invoering van de Wlz per 2015 op een niveau ligt van 2,2% à 2,5% van het Wlz-kader.
    Deze percentages zijn hoger dan de groei die bij aanvang voor deze jaren beschikbaar is gesteld (de demografische groei van 1,4%). Op basis van monitoring en advisering door de NZa zijn namelijk extra middelen beschikbaar gesteld. Daarmee is de gestegen zorgvraag in die jaren opgevangen. Voor 2017 is via de definitieve kaderbrief op voorhand een extra bedrag van € 220 miljoen beschikbaar gesteld. Daarmee komt de totale beschikbare ruimte in 2017 uit op € 470 miljoen (2,4%). Dit ligt in lijn met de volumegroei van 2,4% per jaar die het CPB in haar recente middellangetermijnraming 2018–2021 heeft geraamd voor de Wlz2.
    Voor de jaren 2018–2021 wordt de groeiruimte volgend jaar door het nieuwe kabinet vastgesteld. Deze is daarom niet in de tabel opgenomen. Op basis van de MLT-raming zou zoals hiervoor aangegeven een groeiruimte van 2,4% resulteren.
    * De groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ voor de jaren 2010–2014 is toegelicht in de Regeling aanwijzing ex artikel 7 Wet marktordening gezondheidszorg voor de betreffende jaren («aanwijzing contracteerruimte AWBZ»)3. De hoogte van de contracteerruimte 2010–2014 is gebaseerd op de publicaties hierover van de NZa4. De groeiruimte en hoogte van het Wlz-kader (contracteerruimte en pgb) is toegelicht in de brieven over het Wlz-kader5.
    * De groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ voor de jaren 2010–2014 is toegelicht in de Regeling aanwijzing ex artikel 7 Wet marktordening gezondheidszorg voor de betreffende jaren («aanwijzing contracteerruimte AWBZ»)6. De hoogte van de contracteerruimte 2010–2014 is gebaseerd op de publicaties hierover van de NZa7. De groeiruimte en hoogte van het Wlz-kader (contracteerruimte en pgb) is toegelicht in de brieven over het Wlz-kader8.
    Bij de cijfers in tabel 1 en 2 past een aantal opmerkingen.

  • Vraag 3
    Wat is uw oordeel over het feit dat er nu al 6000 thuiswonende ouderen met een hoge zorgzwaarte-indicatie (ZZP5 en hoger) op de wachtlijst staan van een verpleeghuis?

    Het aantal van 6 duizend wachtenden dat omroep MAX noemt, betreft praktisch alleen wachtenden die hun intramurale indicatie (nog) niet verzilveren. Zij krijgen doorgaans al zorg vanuit de Wlz in de thuissituatie. Ik heb de Kamer op 3 november 2016 de resultaten van het onderzoek naar de wachtlijsten en mijn beleidsreactie daarop aangeboden9.

  • Vraag 4
    Waarop is de raming gebaseerd waarnaar in de uitzending wordt verwezen (uw brief van 5 juli 2016 met bijlage 153198-LZ) over de ontwikkeling van het aantal verpleeghuizen en de raming voor de toekomst?2

    Naar aanleiding van vragen van het Kamerlid Bergkamp (D66) over de ramingen ontwikkeling verpleeghuizen 2016–2021 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 232) heb ik in mijn beantwoording van 18 oktober 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 232) toegelicht waarop deze raming is gebaseerd. Bij de beantwoording heb ik aangegeven dat het om een technische raming ging die ik heb opgesteld op verzoek van de Tweede Kamer en waarbij een aantal veronderstellingen is gemaakt. Een van de punten waarop een veronderstelling nodig was, betrof het
    feit dat de groeiruimte voor de periode 2018–2021 nog niet bekend is. In de beantwoording is daarom uitgegaan van een voorzichtige veronderstelling met betrekking tot de groeiruimte van 1,4% op basis van de demografische ontwikkelingen. De feitelijke groeiruimte voor de periode tot 2021 zal zoals ik hiervoor ook aangaf worden vastgesteld door het volgende kabinet. In de eerder genoemde MLT 2018–2021 van het CPB raamt het CPB een volumegroei voor de Wlz van 2,4%. Dat bevestigt dat het uitgangspunt van 1,4% groei in de technische raming voorzichtig was.

  • Vraag 5
    Hoe rijmt u het dat, hoewel de raming laat zien dat het aantal plekken gemiddeld met 1000 per jaar zal stijgen, de groeiruimte voor de Wlz steeds verder afneemt?

    Zoals ik heb laten zien in tabel 2 ligt de groeiruimte van circa 2,4% in de Wlz in lijn met de geraamde volumegroei voor de Wlz door het CPB in haar recente MLT 2018–2021. Daarbij geldt dat de groeiruimte voor het totale kader van de langdurige zorg de afgelopen jaren redelijk stabiel was. Er is dus geen sprake van een afnemende groeiruimte. De groeiruimte voor de komende jaren zal het nieuwe kabinet naar verwachting baseren op de MLT van het CPB en eventueel te nemen beleidsmaatregelen.

  • Vraag 6
    Hoe rijmt u de fors afnemende groeiruimte met de groei van het aantal mensen met een Wlz-indicatie de komende jaren, aangezien de komende veertien jaar (tot 2030) het aantal 70-plussers met 50 procent zal groeien?

    Zie het antwoord op vraag 5. Er is geen sprake van een fors afnemende groeiruimte.

  • Vraag 7
    Klopt het dat de groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ/Wlz niets meer is dan een knop om aan te draaien en dat de hoogte ervan nergens op gebaseerd is?

    Nee. De groeiruimte voor de AWBZ/Wlz is gebaseerd op de middellangetermijnramingen (MLT) voor de zorg van het Centraal Planbureau. Het kabinet bepaalt vervolgens de groeiruimte die beschikbaar wordt gesteld.

  • Vraag 8


    Cijfermatig zijn de sommen onder punt a en punt b correct. Daarbij gelden echter wel een aantal kanttekeningen. Tabel 1 bij antwoord 2 laat de gerealiseerde groeiruimte zien in de periode 2010–2017. Daarbij geldt dat de groei in de Wlz vanaf 2015 ruim € 400 miljoen bedraagt (€ 470 miljoen in 2017) miljoen. Dat is nog steeds behoorlijk hoog. In verband met de houdbaarheid van de overheidsfinanciën blijft het dus belangrijk om doelmatig en effectief met de beschikbare middelen om te gaan. Tot slot geldt voor 2017 dat, net zoals in voorgaande jaren, de NZa mij zal adviseren over de toereikendheid van het kader voor de langdurige zorg. Bij een ontoereikend kader zal het kabinet binnen de integrale begrotingsbesluitvorming bezien hoe hiermee wordt omgegaan.

  • Vraag 9
    Deelt u het bezwaar tegen het werken met een bedrag voor groeiruimte die nergens op gebaseerd is?

    Zoals aangegeven bij antwoord 7 is het bedrag voor de groeiruimte gebaseerd op de MLT-ramingen voor de zorg van het Centraal Planbureau. Deze MLT-raming vormt de basis voor het budgettaire kader van het kabinet.

  • Vraag 10
    Kunt u een tabel geven van de reële groeiruimte van de contracteerruimte voor de Wlz over de jaren 2017 tot 2040 die gebaseerd is op een reële schatting van de toename van het aantal mensen met een Wlz-indicatie?

    Zoals ik hiervoor heb aangegeven zal het volgende kabinet de groeiruimte voor de komende kabinetsperiode 2018–2021 vaststellen. Voor de periode tot 2040 geldt het volgende. Het kabinet maakt voor dergelijke langetermijnvisies onder meer gebruik van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) van het RIVM. Deze verschijnt elke vier jaar, in opdracht van het Ministerie van VWS. In de meest recente rapportage (VTV-2014) heeft het RIVM een prognose gemaakt van trends tot 2030. Deze prognose geeft onder andere een beeld van de behoefte aan intramurale ouderenzorg tot 2030.

  • Vraag 11
    Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de begroting VWS voor 2017?

    Ja.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2016Z19080
Volledige titel: Het bericht dat de ouderenzorg verstopt raakt
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-452
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Agema over het bericht dat de ouderenzorg verstopt raakt