Ingediend | 26 september 2016 |
---|---|
Beantwoord | 27 oktober 2016 (na 31 dagen) |
Indieners | Helma Lodders (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
Beantwoord door | Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | gezondheidsrisico's zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z17324.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-309.html |
Ja.
Ratten kunnen verschillende ernstige infectieziekten overbrengen. Om een goed beeld te krijgen van de populaties van ratten en hoe deze zich ontwikkelen, heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in 2014 in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een rattenmonitor opgezet. Deze monitoring loopt nog te kort om betrouwbare trends te kunnen bepalen. Bovendien heeft de monitor nog niet genoeg dekking over Nederland om daar goede uitspraken over te kunnen doen. Als gemeenten of andere belanghebbenden zoals plaagdierbestrijders een toename signaleren, dan is het belangrijk dat zij hun meldingen van rattenoverlast aan het RIVM doorgeven.
Leptospirosen, waaronder de ziekte van Weil, kunnen ernstige klachten geven. Om die reden is deze groep van zoönosen meldingsplichtig (groep C). Laboratoria en artsen die leptospirose vaststellen, zijn verplicht dit te melden bij de GGD die het vervolgens aan het RIVM doorgeeft. Het vóórkomen van de ziekte wordt op die manier al jaren gevolgd. In 2005 is besloten dat de GGD’en, naast de vragen in het kader van de meldingsplicht, aanvullende gegevens verzamelen voor bronopsporing en surveillance van leptospirose in Nederland. Indien de ziekte (waarschijnlijk) is opgelopen tijdens de beroepsuitoefening moet de casus ook door een geregistreerde bedrijfsarts worden gemeld bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. De meldingsplicht in combinatie met de bronopsporing maakt het mogelijk goed trends te signaleren en om ter plaatse maatregelen te nemen en het aantal ziektegevallen te beperken.
Aan de hand van deze meldingen zien we de laatste jaren wel een duidelijke stijging, ook van de gevallen die in Nederland opgelopen zijn. Echter, het aantal patiënten is het afgelopen jaar niet verachtvoudigd. In 2014 werden in totaal 97 gevallen van leptospirose gemeld. Zestig daarvan waren in Nederland opgelopen, dat is ruim vier keer meer dan het gemiddelde aantal in Nederland opgelopen gevallen tussen 2010 en 2013. In 2015 en in 2016 zien we soortgelijke aantallen als in 2014. Hoewel de stijging van het aantal in Nederland opgelopen gevallen aandacht behoeft, geeft het RIVM aan dat het absolute aantal gemelde gevallen van leptospirose vrij beperkt is.
Nee. Geïntegreerd plaagdiermanagement is juist essentieel voor het terugdringen van het aantal plaagdieren in Nederland. Bij geïntegreerd plaagdiermanagement wordt de nadruk gelegd op het voorkómen van plagen en het wegnemen van, of het treffen van maatregelen tegen, de oorzaak van de plaag2. Naast de zachte winters van afgelopen jaren is waarschijnlijk een belangrijke oorzaak van de stijging van het aantal ratten de ruime aanwezigheid van zwerfafval en voedsel, dat bijvoorbeeld voor vogels of eenden wordt gestrooid. Inzet van vallen en eventueel biociden leidt tot een vermindering van de rattenoverlast, maar is geen duurzame oplossing. De overvloedige aanwezigheid van voedselresten vermindert de effectiviteit van rattengif en rattenvallen. Een rat zal waarschijnlijk in de meeste gevallen verse etensresten verkiezen boven het lokaas in de rattenvallen of rattengif. Een bronaanpak of preventieve maatregelen zijn dus essentieel in een effectieve plaagdierbeheersing.
Zie antwoord vraag 2.
Voor volksgezondheid en diergezondheid is het van groot belang dat er effectieve biociden zijn die een plaag kunnen bezweren of voorkomen. Geïntegreerd plaagdiermanagement voorkomt overmatige inzet van biociden, en hierdoor blijft resistentie bij ratten zo laag mogelijk. Alleen bij een lage resistentie bij ratten is de inzet van gif effectief genoeg om een populatie terug te dringen.
Tekenend was dat in de NTR-uitzending De Kennis van Nu vijf van de zes onderzochte ratten in Rotterdam resistent waren tegen gif. Een uitgebreider onderzoek van Wageningen Universiteit en Research Centre in 2012 heeft aangetoond dat er meerdere regio’s in Nederland zijn met verhoogde resistentie. In deze regio’s zullen de rodenticiden minder effectief zijn of mogelijk zelfs niet werken. De geïntegreerde aanpak waar preventie leidend is, is dus juist noodzakelijk om volksgezondheid en diergezondheid te garanderen door de effectiviteit van de biociden te waarborgen.
In welke mate geïntegreerd plaagdiermanagement heeft geresulteerd in een afname van het gebruik van rodenticiden zal de komende jaren door het RIVM worden onderzocht.
Ja. Bij geïntegreerd plaagdiermanagement wordt ook vernatting van het leefgebied meegenomen. Onderzoek van Alterra uit 2009 geeft aan dat ook zonder natuurontwikkeling de kans op meer muggen in Nederland zal toenemen. Studies van Alterra, het RIVM en het Centrum Monitoring Vectoren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit hebben tot doel om de vinger aan de pols te houden en aanbevelingen te doen, ook richting provincies en terreinbeheerders, ten aanzien van de risico’s, of dat nu toename van muggen betreft of door dieren overdraagbare ziekten. In het beleidsadvies over inheemse muggen wordt ingegaan op het bestrijden van inheemse muggensoorten.3
Zie antwoord vraag 6.
Per 1 januari 2017 moeten alle professionele plaagdierbestrijders en agrariërs gecertificeerd zijn voor geïntegreerd plaagdiermanagement indien zij buiten ratten willen bestrijden met anticoagulantia. Alleen voor bedrijven die om gerechtvaardigde redenen dan nog niet beschikken over het certificaat is er een aanvullende overgangsperiode ingericht. Zij moeten aantonen dat ze een overeenkomst zijn aangegaan met een erkende certificerende instantie en de stichting Keurmerk Plaagdiermanagement, en dat de audit plaatsvindt vóór 1 juni 2017.
In het Plan van aanpak voor knaagdierbestrijding wordt aangekondigd dat de effectiviteit van geïntegreerd plaagdiermanagement zal worden onderzocht.4 Met dit onderzoek wordt onder andere beoogd de uitvoering van geïntegreerd plaagdiermanagement te optimaliseren. De praktijkervaring van professionele plaagdierbestrijders zal centraal staan in dit onderzoek. We staan in de uitvoering van geïntegreerd plaagdiermanagement nu aan het begin; de nieuwe certificering is pas per 1 januari 2017 verplicht. Bij het onderzoek zal ook aandacht uitgaan naar komende ontwikkelingen in de sector aangaande nieuwe alternatieve bestrijdingsmiddelen, die bijvoorbeeld niet-chemische bestrijding effectiever maken, of die het risico op doorvergiftiging van roofvogels verlagen. Een zorgvuldige beoordeling van geïntegreerd plaagdiermanagement vergt hierdoor meerdere onderzoeksjaren. Dat onderzoek wordt in 2017 opgezet, de uitkomsten daarvan worden voorzien in 2021.
De toename van het aantal patiënten met leptospirose is dit jaar in de zomer twee keer vermeld in het wekelijkse signaleringsoverleg waarop onder andere arts-microbiologen en infectiologen zijn geabonneerd. Overleg met het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft plaatsgevonden en geresulteerd in de afspraak om komend voorjaar hierover een nieuwsbericht op de website te plaatsen.
Berichtgeving in de herfst is namelijk niet effectief omdat het vóórkomen van leptospirose seizoensgebonden is. Ook zal in het voorjaar een artikel worden geschreven voor een tijdschrift dat veel door (huis-)artsen wordt gelezen.