Ingediend | 25 augustus 2016 |
---|---|
Beantwoord | 21 september 2016 (na 27 dagen) |
Indiener | Sharon Gesthuizen (GL) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie handel markttoezicht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z15510.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-12.html |
Precieze cijfers over marktaandelen op de inkoopmarkt zijn niet bekend. Op de Nederlandse retailmarkt had Albert Heijn in 2015 een marktaandeel van 35%, terwijl Delhaize een aandeel had van 24% op de Belgische markt. Of daarmee sprake is van een dominante positie ten opzichte van leveranciers hangt af van meerdere factoren, zoals de mate van verkoopmacht en marktaandelen van leveranciers, de onderlinge relatie tussen verkoper en inkoper en de mate van concurrentie tussen supermarkten onderling. Verkoopmacht van de leverancier is niet alleen afhankelijk van de schaalgrootte van de betreffende leverancier, maar ook van de mate van substitueerbaarheid van en consumentenvoorkeur voor zijn product. Vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt is in situaties met een dominante positie relevant of sprake is van misbruik van een economische machtspositie. Het bestaan van onderhandelingsmacht hoeft op zichzelf niet het concurrentieproces te schaden.
Zie antwoord vraag 5.
De inhoud van de onderhandelingen is mij niet bekend. Over de mate van vrijblijvendheid en de eventuele gevolgen van deze onderhandelingen kan ik dus geen uitspraken doen.
Zie antwoord vraag 7.
Voor gesprekken tussen bedrijven zijn geen specifieke regels gesteld. Contractsvrijheid, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, staat voorop. Wel zij in dit kader wederom gewezen op de pilot met gedragscodes voor eerlijke handelspraktijken in de agrofoodsector en de hieruit voortvloeiende stuurgroep. Via de gedragscode3 zijn vrijwillig gedragsregels afgesproken waar betrokkenen zich aan hebben gecommitteerd. Alle in Nederland actieve supermarkten zijn hierbij aangesloten, alsmede een groot aantal fabrikanten en leveranciers4. Tijdens de pilot was voorzien in opties voor klachtbehandeling en geschilbeslechting5. Ook kon anoniem worden geklaagd via de brancheorganisaties.
Er bestaan geen verschillen tussen grote en kleine leveranciers bij de mogelijkheden tot het aankaarten van deze problemen.
De nationale en Europese mededingingsregels verbieden marktpartijen misbruik te maken van een economische machtspositie. De ACM houdt hier toezicht op en neemt signalen over misbruik van economische machtsposities serieus. Dit geldt ook als het gaat over inkoopmacht. Voor misbruik van een economische machtspositie moeten zowel de economische machtspositie als het misbruik worden aangetoond. Zolang er geen sprake is van misbruik van een economische machtspositie, heeft de ACM geen aanknopingspunten om op te treden. Zoals ik hierboven heb opgemerkt wordt momenteel over de casus gesproken in de stuurgroep. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding ACM te vragen de zaak te onderzoeken.
Ik ben op dit moment nog in overleg met verschillende partijen over de motie Gesthuizen (Kamerstuk 24 036, nr. 412). Ik zal de uitkomsten van dit overleg meenemen in mijn reactie op de motie en uw Kamer eind september 2016 nader informeren.