Ingediend | 4 augustus 2016 |
---|---|
Beantwoord | 7 september 2016 (na 34 dagen) |
Indieners | Renske Leijten , Henk van Gerven |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | verzekeringen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z15124.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3447.html |
Zoals ik in mijn brief van 28 juli jl. (Kamerstuk 29 538, nr. 225) aan uw Kamer heb medegedeeld, heb ik uw Kamer in mijn brief van 15 februari (Kamerstuk 29 538/34 104, nr. 203) dit jaar laten weten dat het CBS verwacht om voor de zomer voorlopige resultaten van het onderzoek te kunnen leveren op basis van de gegevens over 2013, 2014 en de eerste helft van 2015. In deze brief staat ook dat het CBS het onderzoek kan uitvoeren als de gegevens, die voor het onderzoek benodigd zijn, beschikbaar zijn. Door middel van mijn brief van 28 juli jl. en de daaraan toegevoegde brief van het CBS heb ik u geïnformeerd over het feit dat het CBS tot de conclusie is gekomen, dat het onderzoek zich als gevolg van de hervormingen nog niet in de fase bevindt waarin het CBS een tabellenset kan samenstellen. Wat betreft de voorlopige resultaten van het onderzoek geldt dus helaas dat de gegevens niet tijdig beschikbaar waren om voor de zomer een voorlopig resultaat aan uw Kamer te doen toekomen. Over de definitieve resultaten van het onderzoek staat in mijn brief van 28 juli jl. dat het CBS verwacht de tabellen met cijfers over heel 2013, 2014, en 2015 in november 2016 op te leveren.
In mijn brief van 14 april jl. (Kamerstuk 29 538, nr. 212) ben ik ingegaan op de vraag die Kamerlid Leijten in de Regeling van werkzaamheden heeft gesteld over zorgmijding en gegevens van het CAK. Kamerlid Leijten stelt in haar vraag dat het CAK zou moeten kunnen aangeven hoeveel mensen afzien van zorg. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 14 april jl. (Kamerstuk 29 538, nr. 212) toegelicht dat het CBS-onderzoek is gebaseerd op CAK-gegevens. De uitstroom uit de Wmo 2015 kan op basis van CAK-gegevens in beeld worden gebracht indien de reden overlijden of een verhuizing naar een instelling betreft. Overige redenen voor uitstroom zijn dat ondersteuning niet meer nodig is of niet meer betaalbaar wordt geacht of op een andere manier wordt verkregen, bijvoorbeeld in de vorm van een algemene voorziening, Zvw-zorg, private zorg of mantelzorg. De CAK-bestanden bieden echter geen mogelijkheid om uitstroom anders dan door overlijden of de overgang naar zorg met verblijf te onderzoeken. Vervolgens heb ik in mijn brief van 14 april jl. (Kamerstuk 29 538, nr. 212) aangegeven dat met behulp van het kwalitatieve onderzoek hiervan wel een indicatie kan worden gegeven. Het kwalitatieve onderzoek – in aanvulling op het onderzoek van het CBS – zal ingaan op ongewenste zorgmijding, eigen bijdragen en maatwerk op grond van de Wmo 2015. De planning van het kwalitatieve onderzoek sluit aan op het CBS-onderzoek. Er is derhalve geen sprake van het niet tegemoet komen aan de wens van uw Kamer. Er is aanvullend onderzoek uitgezet naar ongewenste zorgmijding en eigen bijdragen.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, heb ik uw Kamer de offerte van het CBS met daarin de opzet van het onderzoek meegestuurd met mijn brief van 7 september 2015 (Kamerstuk 34 104, nr. 71). Ik zal u met de beantwoording van deze vragen de offerte nogmaals doen toekomen. In het antwoord op vraag 2 staat ook aangegeven dat ongewenste zorgmijding geen onderdeel van het CBS-onderzoek is omdat dat ook niet mogelijk is door het ontbreken van data hierover.
Dat kan ik mij herinneren en daarom heb ik uw Kamer in hetzelfde debat toegezegd om aanvullend kwalitatief onderzoek te laten uitvoeren, naast het kwantitatieve CBS-onderzoek.
Ik kan niet op de resultaten vooruit lopen en wacht eerst de onderzoeksresultaten af.
Zoals eerder aangegeven en waarnaar verwezen wordt in het antwoord op vraag 2, is ongewenste zorgmijding geen onderdeel van het CBS-onderzoek en is dat ook niet mogelijk door het ontbreken van data hierover. Om die reden is aanvullend kwalitatief onderzoek uitgezet.
Ik wil niet de op onderzoeksresultaten vooruitlopen. Zie voorts de antwoorden op voorgaande vragen.
De vragen van de Kamerleden Leijten (SP) en Van Gerven (SP) over het bericht dat het onderzoek naar het mijden van zorg vanwege eigen bijdragen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) flink vertraagd is (2016Z15124) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat er meer tijd nodig is om de beantwoording af te stemmen met betrokken partijen. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.