Ingediend | 15 juli 2016 |
---|---|
Beantwoord | 7 september 2016 (na 54 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie sport |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z14822.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3444.html |
Sportaccommodatie beleid is een verantwoordelijkheid van de gemeente zelf. Ik vertrouw erop dat zij het eigen beleid optimaal inrichten op het behalen van de eigen beleidsdoelstellingen. Recent onderzoek door het Mulier Instituut naar gemeentelijke collegeakkoorden2 toont aan dat privatisering bij veel gemeenten hoog op de agenda staat. Deprivatisering in slechts enkele gevallen. Kostenbesparing wordt daarbij door de ondervraagden als belangrijk argument aangedragen, naast verbeteren van de efficiency en de vraag vanuit verenigingen zelf.
Zie antwoord vraag 1.
Uit het Brancherapport Zwemmen in Nederland3 blijkt dat er in 2012 1.537 zwembaden waren, waarvan 691 openbare zwembaden. Van de openbare baden werd 68 procent particulier en 32 procent gemeentelijk geëxploiteerd. Daarnaast wordt in de Zwemmonitor onderscheid gemaakt tussen diverse vormen van particuliere exploitanten. Van de openbare zwembaden in Nederland werd 28 procent geëxploiteerd door een besloten vennootschap (bv) maar ook een stichtingsvorm wordt met 26 procent vaak gehanteerd in de exploitatie van openbare zwembaden. Andere vormen van particuliere exploitatie waren een NV(6%), een eenmanszaak, vof of cv (2%), een vereniging (2%) en participanten (2%). In de overige 2 procent van de gevallen kwam een andere exploitatievorm voor.
Drie kwart van de openbare zwembaden was in 2012 eigendom van de gemeente. Daarnaast was 12 procent van de openbare zwembaden eigendom van een bv en is 11 procent in handen van een stichting. Naamloze vennootschappen (nv)(2%), een eenmanszaak, vennootschap onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv)(1%), participanten (1%) en verenigingen (0%) speelden nauwelijks een rol bij het eigendom van zwembaden. 1 procent had een andere eigendomsvorm.
Begin 2017 verwacht ik nieuwe cijfers (over 2015) over de verhouding gemeentelijke / particuliere exploitatie.
Zoals in de beantwoording op de eerste vragen is aangegeven is het accommodatie beleid een verantwoordelijkheid van de gemeenten. Zij maken hierbij de afweging tussen de gekozen financiering en beheersvorm en de doelen die zij hiermee willen behalen. Dat is een ingewikkelde afweging, waarin meerdere modellen en mogelijkheden een rol spelen. Er kan niet op voorhand worden gesteld dat de ene beheersvorm tot meer maatschappelijke winst leidt dan de andere. Bij privatisering wordt door de gemeente doorgaans duidelijke afspraken gemaakt over openstelling én tariefstelling voor maatschappelijke activiteiten. Daarnaast wordt voldoende ruimte geboden om commerciële activiteiten te ontplooien zonder dat dit ten koste gaat van de maatschappelijke functie. Alles staat en valt wel bij een goed evenwicht tussen beide belangen. Aan hen is het dan ook om de voor- en nadelen af te wegen van de keuzes die zij maken.
Zie antwoord vraag 4.
Gemeenten zijn vrij om de middelen die zij krijgen voor sport, volksgezondheid en/of onderwijs te besteden naar eigen inzicht zolang de bestedingen bijdragen aan het behalen van de doelen. Ik heb er het volste vertrouwen in dat gemeenten hier voldoende kennis en kunde voor in huis hebben. Onder andere de Vereniging Sport en gemeente en het Kenniscentrum Sport ondersteunt gemeenten hierin actief.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zoals eerder gesteld kan niet op voorhand worden gesteld dat de ene of de andere beheersvorm tot meer of minder maatschappelijk rendement leidt. Veel hangt af van de lokale situatie, de voorwaarden waaronder een en ander plaatsvindt en de wijze waarop activiteiten worden vormgegeven. Ik heb geen indicaties dat het evenwicht momenteel naar één kant overhelt.
In 2012 werd in 43% van de gemeenten schoolzwemmen aangeboden4. Het aandeel scholen dat schoolzwemmen aanbiedt bedroeg in 2013 34%5 (57% in 2005). Via het programma NL Zwemveilig worden dit najaar nieuwe cijfers over schoolzwemmen verzameld. Er zal onder andere gekeken worden naar hoe het gemeentelijk beleid zich heeft ontwikkeld ten opzichte van de geuite voornemens6.
Er is geen beeld over of in deze gemeenten meer verbindingen tussen zwembaden en onderwijs gemaakt worden dan in gemeenten waar schoolzwemmen niet via de gemeente wordt aangeboden, maar waar scholen dit zelf ter hand kunnen nemen. In een stad als Rotterdam participeren ook de baden van commerciële exploitanten in het gemeentelijke schoolzwemprogramma. Het is dan ook niet te zeggen of wanneer gemeenten meer zwembaden in eigen beheer hebben of nemen er meer verbindingen met onderwijs zijn of worden gelegd.
Zie antwoord vraag 10.
Zoals aangegeven zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor de beheersvormen die zij kiezen voor de sportaccommodaties. De momenten van wijziging worden meestal natuurlijk ingegeven door bijvoorbeeld het aflopen van een contract met een commerciële exploitant. Wanneer wordt gekozen om te deprivatiseren op zo’n natuurlijk moment zijn er geen grote belemmeringen voor gemeenten.
De vragen van het Kamerlid Van Nispen (SP) over de deprivatisering van sportaccommodaties (2016Z14822) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat het overleg met de sector langer in beslag zal nemen. Ik zal u zo spoedig mogelijk na het reces de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.