Ingediend | 14 juli 2016 |
---|---|
Beantwoord | 15 augustus 2016 (na 32 dagen) |
Indiener | Eric Smaling |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z14776.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3227.html |
Ja.
In het Energieakkoord is afgesproken dat de bij- en meestook van duurzame biomassa wordt gestimuleerd als onderdeel van de aanpak om in 2020 14% hernieuwbare energie te realiseren en 16% in 2023. De bij- en meestook van biomassa in kolencentrales is net als andere vormen van hernieuwbare energie een hernieuwbare energiebron, welke ook meetelt voor de Europese doelstelling. Afgesproken is dat bij- en meestook gemaximeerd wordt tot 25 PJ en dat voor de biomassa die hiervoor wordt gebruikt strikte duurzaamheidscriteria gelden. De 25 PJ hernieuwbare energie die gerealiseerd wordt met de bij- en meestook van biomassa is cruciaal voor het behalen van de doelstellingen uit het Energieakkoord, het is goed voor ongeveer 1,2%-punt van de doelstelling hernieuwbare energie. Binnen deze (duurzaamheids-)kaders ben ik van mening dat de bij- en meestook terecht duurzaam kan worden genoemd.
De openstelling van bij- en meestook van biomassa in kolencentrales in de eerste ronde van de SDE+ 2016 is in lijn met de brief van 19 februari 2016 (Kamerstuk 30 196 nr. 401), die ingaat op de motie Jan Vos c.s. betreffende uitstel openstelling SDE+ voor bij- en meestook van biomassa in kolencentrales (Kamerstuk 30 196, nr. 378). De partijen die een subsidiebeschikking hebben ontvangen voor de categorie bij- en meestook van biomassa in kolencentrales, hebben de toezegging gekregen dat zij onder bepaalde voorwaarden in een periode van 8 jaar subsidie kunnen ontvangen voor de productie van hernieuwbare energie uit biomassa. Een van de subsidievoorwaarden is dat de toegepaste biomassa voldoet aan de gestelde duurzaamheidscriteria. Zo moeten de bossen duurzaam worden beheerd en wordt de biomassa (in de vorm van houtpellets) gemaakt uit reststromen uit bossen (als bijproduct van houtproductie voor bijvoorbeeld de bouw-, meubel- of papierindustrie). Hout dat geschikt is voor de bouw levert vele malen meer op dan de productie van houtpellets, waardoor het ook niet-economisch zou zijn om daarvoor bomen te kappen. Het is vooraf niet duidelijk welke biomassaproducenten uit welke regio’s de duurzame biomassa zullen leveren.
Zie antwoord vraag 2.
Nee. In de motie van het lid Smaling (Kamerstuk 30 196 nr. 445) wordt de regering gevraagd om er voor zorg te dragen dat de overwegingen van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) in het beleid voor biomassa hun plaats vinden. In de brief van 23 januari 2015 (Kamerstuk 30 196, nr. 293) ben ik inhoudelijk ingegaan op de visie van de KNAW op het gebruik van biomassa. Van deze visie heb ik gebruik gemaakt bij de totstandkoming van de strategische visie voor de inzet van biomassa op weg naar 2030. Bij de aanbieding van de strategische visie voor de inzet van biomassa op weg naar 2030 d.d. 27 januari 2016 (Kamerstuk 33 043, nr. 63) heb ik aangegeven dat in 2016 verdere uitwerking plaatsvindt in het overkoepelende programma circulaire economie, dat aan uw Kamer is toegezegd. Bij de uitwerking van dit programma betrek ik de motie Smaling. Dit in afstemming met de activiteiten rondom de Voedselvisie, het Energierapport, Groene Groei en de uitvoeringsagenda van de Duurzame Brandstofvisie en de daarvoor geplande dialogen. Dit moet leiden tot concrete acties van overheid en stakeholders om de komende vijf jaar de kansen te pakken voor de Nederlandse industrie die in deze visie gesignaleerd zijn. Zoals aangekondigd nemen wij ook suggesties uit uw Kamer mee. Ik zal zoals gezegd uw Kamer hierover na de zomer met het verzenden van het programma circulaire economie informeren.
Het opiniestuk van Anders, Groen en Minnesma geeft kritiek op aparte doelstellingen voor hernieuwbare energie. Deze doelstellingen zijn echter overeengekomen met de partijen in het Energieakkoord, waarin ook de kaders voor de bij- en meestook van biomassa zijn vastgelegd (zie antwoord vragen 2 en 3). Daarbij is ook rekening gehouden met de impact op werkgelegenheid en innovatie. Ik sta voor het halen van de doelen van het Energieakkoord. Voor het halen van de doelstellingen van 14 procent hernieuwbare energie in 2020 zijn alle duurzame opties nodig, waaronder zowel energie van zonnepanelen als van biomassa. Aan diverse opties voor de productie van hernieuwbare energie wordt binnen de twee openstellingsrondes van de SDE+ in 2016 naar verwachting in totaal 9 miljard euro beschikt. In de SDE+-systematiek worden de meest kosteneffectieve opties voor hernieuwbare energie gesubsidieerd. In de voorjaarsronde zijn zowel kosteneffectieve opties voor zonne-energie als voor biomassa beschikt, en zijn aanvragen met een lagere kosteneffectiviteit voor zowel biomassa als zonne-energie afgekeurd. Impact op innovatie en werkgelegenheid zijn geen onderdeel van deze beoordeling. Ik hecht sterk aan de focus binnen de SDE+ op het stimuleren van duurzame energie, en acht het niet wenselijk deze te compromitteren met andere doelen.