Ingediend | 3 juni 2016 |
---|---|
Beantwoord | 22 juni 2016 (na 19 dagen) |
Indiener | Kees Verhoeven (D66) |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie media |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z11090.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-2928.html |
Ja.
Momenteel worden de uitkomsten van de pilot en de ervaringen ten aanzien van trainingen voor NPO-medewerkers door de NPO geëvalueerd. Eén van de voorlopige conclusies die hieruit getrokken kan worden, is dat lang niet alle programma’s geschikt zijn voor audiodescriptie. Omdat films zich in de regel wel goed lenen voor audiodescriptie, zijn en worden Telefilms in 2016 en 2017 voorzien van audiodescriptie. Omdat voor audiodescriptie een separaat script moet worden geschreven, en omdat dat moet worden ingesproken door stemacteurs, is het een relatief kostbare voorziening en is er aanzienlijk meer tijd en inzet van bijzondere expertise mee gemoeid dan met ondertitelen.
Alle bioscoopfilms die subsidie ontvangen van het Nederlands Filmfonds, moeten worden voorzien van audiodescriptie en ondertiteling. Dit staat in het Financieel en Productioneel Protocol (hierna: Protocol), dat van toepassing is op alle regelingen van het Filmfonds. De hiervoor noodzakelijke kosten moeten in de begroting worden opgenomen. Het Protocol is toegankelijk via de website van het Nederlands Filmfonds. Naast de verplichting in het Protocol verleent het Filmfonds ook financiële steun voor audiodescriptie, tot maximaal € 6.000.
Zie antwoord vraag 4.
Er geldt in Nederland op grond van de Mediawet 2008 en het Mediabesluit 2008 voor de landelijke publiek omroep en de landelijk opererende commerciële omroepen een verplichting om televisieprogramma’s van ondertiteling te voorzien.
Deze verplichting kon vanwege beschikbare technische voorzieningen en beperkte kosten relatief simpel worden ingevoerd.
Voor audiodescriptie geldt die verplichting niet. Daarbij speelt een rol dat adequate technische mogelijkheden in Nederland pas in de loop van 2015 beschikbaar zijn gekomen. Ik wil eerst onderzoeken hoe die techniek ervaren en gebruikt wordt en ook de uitkomsten van de evaluatie van de NPO afwachten alvorens verdere stappen te ondernemen. Daarbij speelt ook het kostenaspect een rol.
De evaluatie is nog niet afgerond. Ik zal deze betrekken bij de verdere beleidsvorming.
In Groot-Brittannië is in de Communications Act 2003 een bepaling opgenomen die de mogelijkheid biedt voor OFCOM om een code op te stellen. De code «Ofcom’s Code on Television Access Sevices» kent «targets» die nagestreefd dienen te worden. Voor audiodescriptie is het stapsgewijs op te bouwen percentage vastgesteld op 10 procent. OFCOM kan op basis van verschillende criteria ontheffing verlenen van deze verplichting, zoals op basis van de omvang van de beoogde doelgroep, technische beperkingen en de te maken kosten in verhouding met de andere criteria.
Ook Vlaanderen kent een wettelijke regeling inzake audiodescriptie. Deze regeling is echter zeer terughoudend geformuleerd: in een kalenderjaar minstens één Nederlandstalig fictieprogramma toegankelijk maken door middel van audiobeschrijving. In de beheersovereenkomst 2016–2020 formuleert de VRT als doelstelling: minstens 1 (kwaliteits)fictiereeks per jaar, met tegen 2020 audiodescriptie van alle zondagavondfictie.
Wat opvalt aan beide regelingen is de gefaseerde aanpak en het onderscheid dat wordt gemaakt in doelstellingen inzake ondertiteling (80 procent) en audiodescriptie. Ook wordt rekening gehouden met verschillende programma’s die zich wel of niet lenen voor audiodescriptie. In de Britse regeling worden daartoe verschillende criteria gehanteerd om audiodescriptie al dan niet toe te passen.
Artikel 7 van audiovisuele mediadiensten bepaalt dat lidstaten de onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van mediadiensten aansporen om ervoor te zorgen dat hun diensten gefaseerd toegankelijk gemaakt worden voor personen met een visuele of auditieve handicap. Het artikel is echter geen verplichting voor lidstaten om dat in alle gevallen via wettelijk opgelegde verplichtingen te bereiken. In eerste instantie is er voor gekozen om, onder andere vanwege technische beperkingen, alleen voor ondertiteling in de Mediawet 2008 een verplichting op te nemen.