Ingediend | 27 mei 2016 |
---|---|
Beantwoord | 27 juni 2016 (na 31 dagen) |
Indieners | Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | economie handel |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z10406.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-2946.html |
Ja.
Het kabinet heeft kennis genomen van berichtgeving over aanhangers van de BDS-beweging die in supermarkten op zoek zijn gegaan naar producten waar Israël op staat en waarvan zij vermoedden dat die uit een illegale nederzetting afkomstig zijn. Het staat consumenten in algemene zin vrij om onderzoek te doen naar de herkomst van producten. Indien er incidenten zouden plaatsvinden waarbij sprake is van discriminerende uitlatingen, haatzaaien, gebruik van of oproepen tot geweld en/of intimidatie, dan neemt het kabinet daar nadrukkelijk afstand van en is het strafrecht van toepassing.
De ANBI-status wordt door het ANBI-team van de Belastingdienst toegekend aan instellingen op aanvraag. Die aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de doelstelling van de instelling en de wijze waarop die doelstelling door de instelling wordt nagestreefd. De instelling die de aanvraag doet moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Een van de voorwaarden voor de toekenning van de ANBI-status is dat de instelling zowel statutair als feitelijk het algemeen belang dient. Het begrip algemeen belang is neutraal vormgegeven. Er wordt hierbij bijvoorbeeld niet aan politieke en/of religieuze criteria getoetst. Het staat ANBI’s vrij om activiteiten te ondernemen binnen de grenzen van de wet. Hierbij wordt wel onder andere onderzocht of de instelling, een bestuurder van de instelling, een persoon die feitelijk leiding geeft aan de instelling of een voor die instelling gezichtsbepalende persoon door een Nederlandse rechter onherroepelijk is veroordeeld wegens het opzettelijk plegen van een misdrijf als bedoeld in 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Een eenmaal verleende ANBI status kan nadien worden ingetrokken, mocht nieuwe informatie daartoe aanleiding geven.
Het kabinet heeft geen informatie over een mogelijke link tussen deze beweging en Hamas.
De Belastingdienst houdt geen overzicht bij van organisaties die de BDS-beweging tegen Israël aanhangen. Indien een instelling is aangemerkt als ANBI is dat uiteraard te vinden op de openbare lijst op de website van de Belastingdienst. Het kabinet heeft geen bevoegdheid om een verleende ANBI-status in te trekken. Deze bevoegdheid berust uitsluitend bij de Belastingdienst. Deze kan de status intrekken als een instelling niet meer aan de voorwaarden voldoet.
Nee. Voor wat betreft de economische relaties met Israëlische nederzettingen in bezet gebied zijn het ontmoedigingsbeleid en de algemene uitgangspunten van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen van toepassing. Overigens is er in Canada en het Verenigd Koninkrijk geen sprake van specifieke regelgeving gericht op het verbieden van boycots van producten uit Israëlische nederzettingen. In het Canadese parlement werd op 18 februari jl. een motie aangenomen waarin de BDS-beweging wordt afgekeurd en de regering wordt opgeroepen om elke poging te veroordelen van Canadese organisaties, groepen of individuen om de beweging te steunen. De Canadese regering steunde de motie weliswaar maar is niet verplicht om wetgeving op te stellen en verdere opvolging te geven aan deze motie. Er is momenteel geen wetgeving in Canada die organisaties verbiedt om de BDS-beweging te steunen. De Britse regering bracht op 17 februari jl. een «Procurement Policy Note» uit, die in algemene zin duidelijk maakt dat boycots in openbare aanbestedingen ongepast zijn, tenzij er sprake is van formele juridische sancties, embargo’s en/of restricties van de zijde van de Britse regering. In een parlementair debat over deze kwestie op 15 maart jl. lichtte de Britse regering toe dat aanbestedende diensten van geval tot geval moeten bepalen of een bedrijf voldoet aan de regels voor openbare aanbestedingen.