Ingediend | 28 april 2016 |
---|---|
Beantwoord | 21 juni 2016 (na 54 dagen) |
Indiener | Malik Azmani (VVD) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | integratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z08668.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-2897.html |
Ja.
Vrijheid is er voor iedereen. Voor Ebru Umar. Voor alle Turkse- en niet-Turkse Nederlanders, ook voor mensen die meningen uiten die sommigen van ons misschien verbazend of zelfs schokkend vinden. Dat hoort bij de vrijheid van meningsuiting. Die is er niet alleen maar voor welgevallige of prettige meningen. In dit land bestrijden we elkaar met woorden, niet met daden.
De vrijheid om je mening te geven kent grenzen. Wat niet kan, is elkaars vrijheid beperken. Zoals een deel van de Turkse Nederlanders nu een andere groep Turkse Nederlanders om hun andere mening intimideert of zelfs bedreigt. Bedreiging is gewoon strafbaar.
Mensen moeten niet belet worden om zich uit te spreken over leiders hier of elders of over godsdiensten en hun eigenaardigheden. Juist omdat we een ruime vrijheid hebben zouden mensen zich verre moeten houden van agressieve, bedreigende en intimiderende uitingen naar anderen. Vrijheid is kostbaar en fragiel. Voor die vrijheid zijn offers gebracht. Ik vind daarom dat mensen moeten stoppen met groepsdruk, intimidatie en het reduceren van andere Nederlanders tot hun afkomst.
De adhesiebetuigingen naar aanleiding van de aanhouding van Ebru Umar bevestigen het beeld dat een deel van de Turkse Nederlanders zich in hun verbondenheid met Turkije sterk identificeert met de Turkse regering en zich hier niet thuis voelt. Dit wil nog niet zeggen dat zij zich bewust afwenden van de Nederlandse samenleving. Toch baart dit signaal mij zorgen, vooral door sommige uitingen in de sociale media. De vrijheid van meningsuiting dient als gezegd zeer ruim te worden opgevat, maar moet niet gebruikt worden om deze vrijheid voor anderen te beperken. De vrijheid van meningsuiting dient slechts door de wet te worden beperkt en niet door bijvoorbeeld groepsdruk, intimidatie en druk van buitenaf.
De bevindingen van het SCP onderzoek «Werelden van Verschil» van december 2015 laten ten aanzien van de integratie en participatie van een deel van de Nederlanders zien, dat die zich beperkt identificeert met de Nederlandse samenleving en daar op relatief grote culturele afstand van staat. Ik maak mij hier zorgen over en ik vind het wenselijk dat migrantenorganisaties zich hier ook druk over maken. De toekomst van deze mensen ligt in Nederland en er is momenteel voor een deel van de jongeren weinig aansluiting met onze samenleving. Het is belangrijk hier met de gemeenschappen en hun organisaties over in gesprek te blijven.
Maar daarnaast moeten we er ook voor zorgen dat mensen met een migratie achtergrond zich richten op Nederland en zich hier thuis voelen. Mijn integratieagenda bestaat uit drie hoofdpunten. Op de eerste plaats is het belangrijk dat ouders hun kinderen meegeven dat hun toekomst in Nederland ligt. Op de tweede plaats moeten we werken aan participatie en dat mensen in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Dit betekent dat kennis van de Nederlandse taal en van rechten en verplichtingen noodzakelijk is. Mensen die zich hiervoor inzetten, moeten daar ook voor beloond worden, en niet bijvoorbeeld door discriminatie gefrustreerd raken. Op de derde plaats moet duidelijk zijn welke grenzen binnen de Nederlandse samenleving gelden. We moeten zonder aanzien des persoons de regels voor iedereen op dezelfde manier handhaven.
Onze inzet is een doorlopend proces van acties gericht op het tegengaan van discriminatie, het terugdringen van de jeugdwerkloosheid onder migrantenjongeren, het bespreekbaar maken van lastige onderwerpen in gemeenschappen tot het uitdragen van de kernwaarden via bijvoorbeeld de participatieverklaring en het onderwijs. Ook wordt er op verzoek van uw Kamer een vervolgonderzoek uitgezet naar de rol die Turks religieuze organisaties in dit proces hebben.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.