Ingediend | 2 maart 2016 |
---|---|
Beantwoord | 14 maart 2016 (na 12 dagen) |
Indiener | Barry Madlener (PVV) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
Onderwerpen | huisvesting huren en verhuren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z04263.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1864.html |
Ja.
De Amsterdamsche Coöperatieve Woningvereeniging «Samenwerking» B.A. is een particuliere vereniging. Omdat dit geen toegelaten instelling is valt het toewijzingssysteem van deze vereniging niet onder mijn beleidsverantwoordelijkheid. Het is aan de private verhuurder om de hoogte van de huurprijs te bepalen. Ook over de juistheid van deze berichtgeving kan ik derhalve geen uitspraken doen. Desalniettemin sta ik positief tegenover particuliere initiatieven die bijdragen aan de huisvesting van vergunninghouders.
Het begrip wachttijd verdient enige toelichting: de meeste mensen schrijven zich, nadat zij een woning hebben gekregen, opnieuw in. Immers de inschrijfduur bepaalt in de meeste systemen wie uiteindelijk voor de meest gewilde woningen in aanmerking komt. Het is echter twijfelachtig of de hele inschrijfduur als wachttijd kan worden aangemerkt. Immers de meeste mensen zoeken de eerste jaren nadat zij een woning hebben betrokken niet actief. Zij zijn alleen ingeschreven. Wie minder hoge eisen stelt en bereid is actief te zoeken heeft in de meeste woonruimteverdeelsystemen kans om na een aanzienlijk kortere inschrijvingsduur een woning te bemachtigen.
Als niet uitgegaan wordt van de inschrijfduur maar de zoektijd, dat is de periode tussen de datum van de eerste reactie op een aanbod en de datum van feitelijke verhuring, is de wachtduur, afhankelijk van het type regio, een factor 2 tot 4 korter.
De Rapportage Woonruimteverdeling 2014 van de Stadsregio Amsterdam geeft informatie over de zoektijd naar een woning. De gemiddelde zoektijd in Amsterdam (2012–2014) voor doorstromers bedraagt volgens dit onderzoek 3.2 jaren en voor starters 5.3 jaren. Het huidige onderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van de motie van het lid de Vries (PvdA) zal waarschijnlijk meer inzichten bieden in de wacht- en zoektijden voor sociale huurwoningen.
Alle verhuurders dienen zich te houden aan de geldende huurprijsregelgeving, waaronder de maximale huurprijs op grond van het woningwaarderingsstelsel. Daarbinnen staat het hen echter vrij om de huurprijs vast te stellen.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 valt het toewijzingsbeleid van vereniging «Samenwerking» niet onder mijn beleidsverantwoordelijkheid aangezien het geen toegelaten instelling is. Wanneer het sociale huurwoningen betreft, verhuurd door toegelaten instellingen, ligt dit anders. In de Huisvestingswet is geregeld dat gemeenten met een huisvestingsverordening hierin kunnen vastleggen dat een aantal groepen woningzoekenden voorrang krijgt bij toewijzing van een sociale huurwoning. Indien een gemeente een huisvestingsverordening heeft, is zij verplicht vergunninghouders aan te wijzen als woningzoekenden met voorrang.
De motie van het lid Van der Linde (VVD) verzoekt deze automatische urgentiebepaling voor vergunninghouders uit de Huisvestingswet te schrappen. Uitvoering gevende aan deze motie heb ik momenteel een wetswijziging in voorbereiding die deze urgentiebepaling schrapt. Dat betekent dat na de wetswijziging gemeenten met een huisvestingsverordening op basis van de lokale woningmarktbehoeften zelf kunnen bepalen of zij vergunninghouders als woningzoekenden met voorrang willen opnemen. Ik verwacht deze wetswijziging dit voorjaar aan de Tweede Kamer te sturen.