Ingediend | 18 januari 2016 |
---|---|
Beantwoord | 21 januari 2016 (na 3 dagen) |
Indieners | Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap onderzoek en wetenschap openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z00743.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1209.html |
Het onvolledige dossier dat professor Maat op 23 november 2015 heeft ingezien bevatte niet het interne memo van de Algemeen Commandanten «relaas naar aanleiding van het feitenonderzoek professor Maat» en de brief van de korpschef aan de NCTV over de uitkomsten onderzoek naar professor Maat. Die laatste was overigens al openbaar en was reeds in het bezit van professor Maat.
Aangezien deze documenten wel onderdeel zijn van het WOB-dossier1, zijn deze documenten toegevoegd aan het dossier dat professor Maat op 17 december 2015 kon inzien. Die afspraak is wegens verhindering van professor Maat verplaatst naar 4 januari 2016.
Op 4 september, in het gesprek tussen professor Maat en de politiechef van de Landelijke Eenheid van de politie, is het recht op inzage door professor Maat in het volledige dossier nadrukkelijk aan de orde geweest.
De volgende nota’s heb ik ontvangen2. Voor zover daarin documenten worden genoemd als bijlage, zijn die ook ingevoegd (behalve de brieven aan uw Kamer die u al eerder ontving):
De verschillende versies van de brief heb ik u op 14 januari 2016 gestuurd bij de beantwoording van de Kamervragen over het politieonderzoek naar professor Maat (Kamerstuk 33 997, nr. 57). Het ministerie ontving op 9 juni 2015 een ambtelijk concept van de brief van de korpschef, die nog niet was voorgelegd aan de korpsleiding. Medewerkers van mijn ministerie op ambtelijk niveau stelden aan de staf van de korpsleiding naar aanleiding van dit eerste concept de volgende twee verduidelijkende vragen:
Op deze vragen is geen antwoord ontvangen en er heeft geen nader overleg plaatsgevonden.
Zoals ik eerder heb aangegeven, stond in de versie die het ministerie ontving op 10 juni op pagina 3 de zinsnede: «Het handelen van de heer Maat heeft een grote impact op de nabestaanden van de ramp met MH17. Daarom heb ik de samenwerking met de heer Maat ten behoeve van dit identificatieproces beëindigd.» Deze zinsnede is op 11 juni 2015 na contact tussen politie en mijn ambtenaren vervangen door: «Het handelen van de heer Maat heeft een grote impact op de nabestaanden. Daarom heb ik de samenwerking met de heer Maat ten behoeve van dit identificatieproces beëindigd». De korpschef kon zich hier mee verenigen. De definitieve versie, die op datum staat van 10 juni 2015, werd daarna door de korpschef aan mijn ministerie verstuurd.
De brief was geadresseerd aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie, aan dhr Schoof, uit hoofde van zijn functie als voorzitter van de Interdepartementale Commissie Vliegramp Oekraïne.
Het «aanvullend relaas» is het deel van het dossier dat niet op 6 juni, maar op 14 juni werd opgeleverd. Dat betrof de naderhand getekende getuigenverklaringen. Ook deze getuigenverklaringen maken deel uit van het (gelakte) Wob-dossier en het dossier dat op 2 december ter vertrouwelijke inzage aan uw Kamer is aangeboden. Professor Maat heeft dit op 4 december 2015 mogen inzien. Het «aanvullend relaas» is behalve de getuigenverklaringen dus geen zelfstandige tekst, maar betreft een inhoudsopgave met voorblad. Het «rapport van relaas» maakt deel uit van het onderzoeksdossier dat aan de Algemeen Commandanten is opgeleverd en is derhalve niet als apart document genoemd in mijn tijdslijn.
Op 2 december heb ik het complete dossier ontvangen en ter vertrouwelijk inzage doorgeleid naar uw Kamer. Vanaf dat moment kan het dossier tot mijn kennis gerekend worden.
Het «rapport van relaas» is op 2 december 2015 ter vertrouwelijke inzage aan uw Kamer gestuurd en alsnog ook op 14 januari 2016 aan uw kamer toegezonden.
De politie is voor de behandeling van het bezwaar op het WOB-besluit gebonden aan de wettelijke termijnen van de Algemene wet bestuursrecht. De onafhankelijke bezwaaradviescommissie adviseert binnen deze wettelijke termijnen, maar bepaalt haar eigen agenda. De zitting is voorzien voor half februari 2016. Na de zitting stelt de Adviescommissie een advies op, op basis waarvan de korpschef een besluit neemt binnen de daartoe gestelde termijn.
Ja