Ingediend | 10 november 2015 |
---|---|
Beantwoord | 15 december 2015 (na 35 dagen) |
Indieners | John Kerstens (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | werk werkgelegenheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z21103.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-883.html |
Ja.
Ik vind het een goede zaak dat jongeren stage lopen binnen organisaties om op deze manier hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt te verbeteren en ik vind het ook een goede zaak dat organisaties hiervoor plekken beschikbaar stellen. Daarbij is het niet uitgesloten dat iemand een stage loopt zonder een opleiding te volgen bij een onderwijsinstelling. Voor een stage is er geen beloningsvereiste, maar dan moet er ook echt sprake zijn van een stage.
Bij het lopen van een stage is het belangrijk dat er duidelijk onderscheid is tussen de daarbij behorende werkzaamheden en de werkzaamheden die door «gewone» werknemers worden verricht.
Het belangrijkste onderscheid is hierbij de aanwezigheid van het leeraspect. Als het gaat om werk (werkervaring) zonder dat het leeraspect centraal staat, is er juridisch gezien sprake van een arbeidsovereenkomst en heeft de betrokkene recht op tenminste het wettelijk minimumloon.
Ook verricht een «gewone» werknemer hoofdzakelijk werkzaamheden die gericht zijn op het maken van omzet, winst of het behalen van doelen. Een stage is dus bij uitstek gericht op leren en niet op werken, de stagiair bezet een additionele plek en neemt dus geen plek in die normaliter door een werknemer wordt bezet.
Bij beoordeling van een stage of werkervaringplek is de mate waarin in de feitelijke omstandigheden aan bovenstaande criteria voldaan wordt doorslaggevend. Indien een stage niet aan de criteria voldoet, is er sprake van een arbeidsovereenkomst en heeft de betrokkene recht op tenminste het wettelijk minimumloon. In zo’n geval is geen betaling of betaling onder het niveau van het minimumloon niet acceptabel en dan ook niet toegestaan.
Zie antwoord vraag 2.
De Inspectie SZW is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Om in staat te zijn een onderscheid te maken tussen een stage en «gewoon» werk beoordeelt de Inspectie de feitelijke omstandigheden aan de hand van een aantal criteria. In deze criteria is onder andere vastgelegd dat er een duidelijk leerplan moet zijn waarin de beoogde leerdoelen concreet worden benoemd, de begeleiding van de stagiair gericht moet zijn op het leeraspect en niet op productie en er tussentijds en aan het einde van de stage geëvalueerd moet worden.2 De Inspectie SZW legt een boete op als uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat geen sprake is van een stage en er in juridische zin sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Het streven van de Inspectie SZW is om met haar optreden de door haar onderscheiden risico’s voor veilig, gezond en eerlijk werk en bestaanszekerheid zo goed mogelijk aan te pakken. De Inspectie SZW doet dit door risicogericht en programmatisch te werken en haar capaciteit gericht in te zetten.
Op het gebied van stages en werkervaringplekken is de Inspectie SZW, naar aanleiding van binnengekomen meldingen sinds december 2014 tot en met heden, 12 onderzoeken gestart naar mogelijk misbruik. 10 onderzoeken zijn inmiddels afgesloten. Bij 8 onderzoeken heeft de Inspectie SZW gelet op de feiten en omstandigheden geen arbeidsovereenkomst vastgesteld. In twee onderzoeken is een boeterapport WML opgemaakt door de Inspectie SZW. De overige twee onderzoeken zijn nog in uitvoering.
Door het verstrekken van deze informatie kom ik tevens tegemoet aan de toezegging die ik tijdens het AO over arbeidsmarktbeleid op 5 maart 2015 heb gedaan om de Tweede Kamer te informeren over de uitkomst van lopende onderzoeken naar misbruik van stages en werkervaringplekken.
Het misbruik van werkervaringplekken heeft de aandacht van de Inspectie SZW. De meldingen van het misbruik van stages en werkervaringplekken zijn een onderwerp dat door het team aanpak schijnconstructies wordt onderzocht. In het afgelopen jaar heeft, zoals hiervoor reeds is gemeld, de Inspectie SZW tot op heden 12 onderzoeken gedaan naar misbruik van werkervaringplekken.
De Inspectie SZW heeft afgelopen zomer met FNV Jong gesproken over het op te richten meldpunt. Daarbij hebben FNV Jong en de Inspectie SZW afgesproken dat de vakbond meldingen, mits de melders daarmee instemmen, gaat doorgeleiden naar de Inspectie SZW zodat de Inspectie SZW een onderzoek kan starten. Ik roep FNV Jong dan ook op om meldingen die zij hebben ontvangen beschikbaar te stellen aan de Inspectie SZW. De Inspectie zal vervolgens nagaan of de meldingen voldoende gegevens bevatten om deze te onderzoeken.
Ik zal de Tweede Kamer voor 1 april een brief doen toekomen waarin ik aangeef hoe ik de input van partijen die zelf melding doen van stagemisbruik ga gebruiken om bedoeld misbruik van stages tegen te gaan.3 Hierin zal ik specifiek ingaan op hoe ik daarbij de bevindingen van het meldpunt stagemisbruik van FNV Jong zal betrekken.