Ingediend | 16 september 2015 |
---|---|
Beantwoord | 11 november 2015 (na 56 dagen) |
Indieners | Wassila Hachchi (D66), Alexander Pechtold (D66) |
Beantwoord door | Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
Onderwerpen | recht rechtspraak staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z16563.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-539.html |
De MIVD verzoekt tot inzet van een tap indien dit noodzakelijk is om zijn wettelijke taken uit te voeren, zoals het verrichten van onderzoek naar terroristische dreiging, spionage of het beschermen van militairen op missie. Elk verzoek tot inzet van een tap moet worden gemotiveerd, waarbij wordt ingegaan op de noodzaak, de proportionaliteit en de subsidiariteit. Het verzoek wordt vervolgens inhoudelijk en juridisch getoetst. Indien ik de noodzaak onderschrijf en het verzoek tot inzet voldoet aan de waarborgen die de wet stelt, geef ik toestemming voor de inzet van de bevoegdheid. De CTIVD houdt nauwgezet toezicht op de rechtmatige uitvoering van de wet door de MIVD.
Zoals u weet kan ik in het openbaar niet ingaan op de vraag of iemand door de MIVD wordt afgeluisterd. De reden daarvoor is duidelijk: iemand met kwade motieven zou slechts de vraag hoeven stellen om te achterhalen of hij of zij onder de aandacht van de MIVD staat. Om precedentwerking te voorkomen moet ik bij de beantwoording van dergelijke vragen consequent zijn, hoe onwaarschijnlijk sommige claims ook klinken. Ik onderstreep dat het beeld als zou de MIVD te pas en te onpas advocaten afluisteren, niet strookt met de werkelijkheid. Ik verwijs u met betrekking tot dit onderwerp tevens naar mijn brief van 27 januari 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 227) waarin ik heb geschreven dat de militaire verdachte in de gelegenheid wordt gesteld vertrouwelijk overleg te voeren met een advocaat en dat in geen geval een opsporingsambtenaar het gesprek mag kunnen volgen.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Voor een reactie op de uitspraak van de rechter inzake het afluisteren van advocaten verwijs ik u naar de brief van 27 juli jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 268) van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mij. Het Gerechtshof heeft op 27 oktober jl. in hoger beroep het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De implicaties van de uitspraak in hoger beroep worden thans bestudeerd, waarbij de mogelijkheden om uitvoering te geven aan een onafhankelijke toets in kaart worden gebracht. Het streven is om de Tweede Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
De CTIVD adviseert over klachten. Deze adviezen betreffen individuele gevallen en worden nooit aan de Kamer verstrekt.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.