Ingediend | 16 september 2015 |
---|---|
Beantwoord | 8 oktober 2015 (na 22 dagen) |
Indieners | Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
Onderwerpen | economie ict migratie en integratie onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z16558.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-239.html |
Ja.
Ook gebruikers van internet en social media hebben, binnen de grenzen van de wet, recht op vrijheid van meningsuiting. Docenten hebben echter ook een voorbeeldfunctie voor hun leerlingen. Uitspraken waarin het omkomen van mensen lijkt te worden gezien als een soort verdiende straf («Karma is a bitch»), passen daar niet bij. De school heeft afstand genomen van deze kwetsende uitspraken en de betrokken docent ontheven van haar lessen. De school beraadt zich thans op de ontstane situatie.
We worden in ons land geconfronteerd met een beeld van toenemende onverdraagzaamheid. Dat uit zich niet alleen op internet, maar het internet is door de grote toegankelijkheid en laagdrempeligheid ervan wel een terrein waar discriminerende uitingen sterk naar voren komen. De cijfers die u noemt bevestigen dat beeld.
Zie antwoord vraag 3.
Onderstaande tabellen bevatten de meest recente cijfers van het Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND), uitgesplitst naar gronden van discriminatie. Er is over de eerste negen maanden van 2015 wederom sprake van een stijging.
2015
2014
2013
t/m september
302
183
108
Totaal
n.n.b.
305
251
20151
2014
2013
Ras
144
159
129
Anders
38
34
42
Antisemitisme
21
31
14
Leeftijd
21
29
20
Godsdienst2
44
27
12
Persoonlijke discriminatie
27
16
15
Seksuele voorkeur
4
7
18
Handicap
3
2
1
tot en met 30 september 2015
43 van de 44 meldingen in 2015 waren islam gerelateerd
Zoals ik heb aangegeven in de tweede termijn van het Algemeen Overleg discriminatie op 9 september jl., zal ik uw Kamer voor de begrotingsbehandeling SZW informeren over de uitkomsten van het overleg dat op mijn Ministerie zal plaatsvinden.
Voor de expertmeeting worden diverse stakeholders uitgenodigd: internet- en social media bedrijven, organisaties waarbij internetdiscriminatie gemeld kan worden als ook organisaties die zich richten op verantwoord internetgebruik. De inzet van de expertmeeting is om informatie en ideeën uit te wisselen. De verschillende stakeholders zal daarbij gevraagd worden om aan te geven welke rol zij voor zichzelf zien in het tegengaan van discriminatie op internet, waar zij tegenaan lopen en welke mogelijkheden tot verbetering zij zien. Hierbij ligt de nadruk op het verkrijgen van nader inzicht in de knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen en de bijdrage die partijen daar zelf aan kunnen leveren.
Op basis van de uitkomsten hiervan zal het vervolg nader worden bepaald.
Zie antwoord vraag 7.
Voor discriminatie op internet bestaat de mogelijkheid aangifte van strafbare uitingen te doen bij de politie of de uiting voor te leggen aan het landelijk Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND). De inzet voor de expertmeeting is in eerste instantie om te bekijken wat de stakeholders zelf kunnen doen of verbeteren om discriminatie op internet aan te pakken.
Het doen van racistische uitingen verhoudt zich niet tot hetgeen van overheidspersoneel verwacht mag worden. In het verleden geplaatste racistische opmerkingen op internet zijn in zijn algemeenheid echter geen reden om iemand de toegang tot een baan bij de overheid of binnen het onderwijs te ontzeggen, tenzij een dergelijke opmerking heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling. Dan kan deze veroordeling een voor een bepaalde functie noodzakelijk goed gedrag in de weg staan. Binnen de overheid bestaat hiervoor de procedure om – indien de aard van de functie en het risico dat aan de werkzaamheden is verbonden hierom vragen – van de sollicitant een zogenaamde Verklaring omtrent gedrag (VOG) te vragen. Ik ben geen voorstander van een apart racismeregister zoals dat wordt voorgestaan door de leden Kuzu en Öztürk, naast de justitiële en politiegegevens die al geraadpleegd worden bij een VOG-procedure.
Nee. Het ontwerpen van een educatieve maatregel of leerstraf vergelijkbaar met de educatieve maatregel alcohol is een arbeidsintensief traject: er zal veel geïnvesteerd moeten worden in het inrichten van de maatregel/straf. Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie van het Openbaar Ministerie geeft aan dat de recidive van personen die bestraft worden voor een discriminatiefeit vrijwel nihil is. Het invoeren van een maatregel met als doel speciale preventie lijkt dan ook niet nodig. Overigens bestaat voor de rechter bij vaststelling van strafbare discriminatie reeds de mogelijkheid tot het opleggen van een taakstraf. De taakstraf kan ook een leerstraf inhouden, welke kan worden ingevuld als een leertraject tegen discriminatie. Rechters maken hier in beperkte mate gebruik van.
MiND heeft een aantal communicatieactiviteiten die structureel terug komen. Dit omvat onder meer een succesvolle Facebook campagne in 2014 die in het najaar van 2015 wordt herhaald, het inzetten van jongerenambassadeurs, deelnemen aan de Gay Pride in Amsterdam en investeren in de vindbaarheid van MiND op internet. Daarnaast worden mensen in de landelijke campagne tegen discriminatie via de website discriminatie.nl doorverwezen naar MiND als er specifiek sprake is van internetdiscriminatie. De samenwerking van MiND met Facebook en Twitter zal in de expertmeeting aan de orde komen.
Zie antwoord vraag 12.
Op grond van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (Wga) dient elk gemeentebestuur burgers toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening (ADV). Deze voorzieningen dienen onafhankelijke bijstand te bieden bij klachten over discriminatie en deze klachten te registreren. Het is, binnen de wettelijke kaders, een lokale keuze en verantwoordelijkheid hoe een ADV wordt ingericht. Er zijn 23 onafhankelijk antidiscriminatiebureaus die voor een groot aantal gemeenten de taken uit de Wga uitvoeren. Er zijn daarnaast gemeenten die ervoor kiezen om de wettelijke taken op andere wijze vorm te geven, zoals bijvoorbeeld het onderbrengen van de taak bij een welzijnsorganisatie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal onderzoeken hoe gemeenten de taken van de Wga uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2016 verwacht. Hoewel er in deze kabinetsperiode veranderingen in de gemeentelijke uitvoering van de Wga zullen zijn geweest, zijn er mij op dit moment geen gevallen bekend waarin een antidiscriminatiebureau is ontbonden. Ook dit zal in het bovengenoemde onderzoek nader in kaart worden gebracht.
Uit de wettelijke taakomschrijving van ADV’s vloeit voort dat zij de klachten en meldingen die jaarlijks binnenkomen, registreren en daarover rapporteren. Op deze manier leveren ze een belangrijke bijdrage bij het in kaart brengen van de discriminatieproblematiek op lokaal niveau. Naast het verzorgen van bijstand aan burgers, geven veel ADV’s ook voorlichting en advies. Een overzicht van alle output die antidiscriminatiebureaus en andere voorzieningen in de afgelopen jaren hebben geleverd is niet eenvoudig te geven. Uit het in vraag 14 genoemde onderzoek naar de uitvoering van de Wga zal wel een inzichtelijk beeld naar voren komen over de werkzaamheden en resultaten van de verschillende voorzieningen in alle Nederlandse gemeenten.