Ingediend | 4 augustus 2015 |
---|---|
Beantwoord | 2 september 2015 (na 29 dagen) |
Indiener | Ronald van Raak |
Beantwoord door | Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
Onderwerpen | bestuur gemeenten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z14525.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-3222.html |
In beginsel zou een nabestaande bij een uitvaart aanwezig moeten kunnen zijn. Indien niemand voorziet in de lijkbezorging, draagt de burgemeester daarvoor zorg (artikel 21, eerste lid, Wet op de lijkbezorging). Het is dan verder aan de gemeente als opdrachtgever voor de uitvaart welke afspraken hierover worden gemaakt met de betrokken uitvaartondernemer; dit geldt dan zowel de mogelijkheid om afscheid te nemen als de vraag of er ook een plechtigheid wordt gehouden. De gemeente kan de kosten voor de uitvaart verhalen op de nalatenschap en, als deze ongenoegzaam blijkt te zijn, op de nabestaanden voor zover zij onderhoudsplichtig waren geweest voor de overledene (artikel 22 Wet op de lijkbezorging); het is dus het goed recht van gemeenten te proberen deze kosten te verhalen. De regeling en uitvoering van een en ander behoort verder tot de lokale autonomie, zodat het aan de raad is om het college hierop te bevragen.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zoals uit bovenstaand antwoord reeds blijkt, biedt de wet een kader op grond waarvan gemeenten verder in autonomie een regeling kunnen treffen en uitvoeren. Dit is verder geen voorwerp van zorg voor het Rijk. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen, ook niet op basis van de aangehaalde berichtgeving, dat deze verantwoordelijkheid bij gemeenten niet in goede handen zou zijn.
Zie antwoord vraag 4.