Ingediend | 29 juni 2015 |
---|---|
Beantwoord | 26 augustus 2015 (na 58 dagen) |
Indieners | Paul Ulenbelt , Elbert Dijkgraaf (SGP) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | arbeidsvoorwaarden werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z12828.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-3151.html |
Ja. Inmiddels is een nieuw principeakkoord tot stand gekomen voor de cao Fashion en Sport, waarbij naast Inretail en het Alternatief voor vakbond ook De Unie partij is geworden.
Zie onder 3.
Ja, voor werknemersorganisaties gelden op grond van de Wet op de cao geen representativiteitsvereisten om rechtsgeldig een cao af te kunnen sluiten. In artikel 14 Wet op de cao is geregeld dat de werkgever de cao ook moet aanbieden aan de werknemers die geen lid zijn van de contracterende werknemersorganisatie(s). Dit geldt ook voor het reeds in dienst zijnde personeel en ongeacht of zij lid zijn van een andere werknemersorganisatie. Deze zogenaamde «artikel 14-werknemers,» inclusief de werknemers die lid zijn van een andere werknemersorganisatie die geen partij is bij de cao, zijn niet direct gebonden aan de cao, maar deze zal veelal wel worden toegepast op deze arbeidsrelaties.
Het is in principe niet aan de Minister om «in te grijpen» in cao’s of om een oordeel te hebben over de inhoud daarvan. Indien in een bedrijfstak bij de cao-onderhandelingen de meest representatieve werknemersorganisaties in die bedrijfstak onvoldoende bij het cao-overleg worden betrokken, kunnen zij via de rechter proberen een recht op onderhandeling afdwingen.
Tevens kent de avv-procedure ook de mogelijkheid om bedenkingen in te dienen tegen het avv verzoek.
Bij de beoordeling of in het kader van een verzoek tot avv sprake is van voldoende representativiteit, speelt het aantal werknemers dat is aangesloten bij een werknemersorganisatie in principe geen rol. Gekeken wordt naar de aantallen werknemers dat werkzaam is bij de – bij de contracterende werkgeversorganistatie(s) – aangesloten werkgevers, afgezet tegen het totaal aantal werknemers in de branche.
Hoewel het aantal werknemers dus niet standaard wordt opgevraagd bij de indiening van een representativiteitsopgave voor avv, kent het Besluit aanmelding van cao’s en het aanvragen van avv wel een titel voor het opvragen van het aantal leden van werknemersorganisaties. Deze titel is bedoeld voor uitzonderlijke gevallen om te kunnen vaststellen of er überhaupt leden van de werknemersorganisaties binnen de werkingssfeer van de cao vallen. Als hier niet aan wordt voldaan is uiteraard geen sprake van zich voor avv-lenende, rechtsgeldige cao-bepalingen.
Beoordeling van het draagvlak van de cao is – mede gelet op de hierboven uitgelegde systematiek van de Wet op de cao en het meerderheidsvereiste voor avv – geen standaard onderdeel in de procedure voor aanmelding van cao’s of het beoordelen van het verzoek tot algemeen verbindend verklaring. Alleen bij een representativiteitspercentage (zoals bedoeld bij het antwoord op vraag 4) van tussen de 55% en 60% geldt op grond van de geldende beleidsregels in het Toetsingskader AVV als uitgangspunt dat het avv-verzoek wordt afgewezen indien sprake is van onvoldoende draagvlak voor de cao. Hierbij wordt met name gedacht aan de situatie dat sprake is van een scheve verdeling in de werknemerspopulatie tussen grote en kleine bedrijven of aan de situatie dat niet alle bij de onderhandelingen betrokken werknemersorganisaties de cao hebben ondertekend. Dergelijke bezwaren tegen de cao moeten met name blijken uit beargumenteerde bedenkingen tegen het verzoek om avv. Echter, ingediende bedenkingen tegen het verzoek om avv die betrekking hebben op onvoldoende draagvlak voor de cao zullen op hun eigen merites worden beoordeeld.
Ook moet bedacht worden dat avv geen automatisme is. De bevoegdheid van de Minister om tot avv over te gaan is een discretionaire bevoegdheid. Indien avv in een specifiek geval niet bijdraagt aan de ontwikkeling van evenwichtige arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak, kan het verzoek worden afgewezen.
Zie ook antwoord 2 en 3. Werkgevers en werknemers maken afspraken over de arbeidsvoorwaarden in de cao. Bij de cao-onderhandelingen gelden de beginselen van onderhandelingsvrijheid en contractsvrijheid. In de huidige wet en regelgeving met betrekking tot de cao en avv is het niet ter beoordeling aan het kabinet welke partijen de cao zouden moeten afsluiten. Dit laat onverlet dat het van belang is dat gezocht wordt naar draagvlak voor een cao, zowel bij leden als bij niet-leden. Vakbonden kunnen, ondanks beperkte ledenaantallen, het algemene belang van alle werknemers laten meewegen bij het afsluiten van een cao.
Zie ook antwoord 5. Beargumenteerde bedenkingen tegen het verzoek om avv, die zijn ingediend door belanghebbenden bij het verzoek, zullen elk op hun eigen merites worden beoordeeld. Voorbeelden van situaties waarbij geen avv afgegeven (kan) worden, zijn de situatie waarbij sprake is van werkingssfeeroverlap van twee (doorgaans) algemeen verbindend verklaarde bedrijfstak cao’s, indien de deugdelijkheid van de representativiteitsopgaven zoals bedoeld in het antwoord op vraag 4 onvoldoende kan worden aangetoond, of indien sprake van een te ver gaande schending van de rechtmatige belangen van derden.