Ingediend | 29 juni 2015 |
---|---|
Beantwoord | 21 september 2015 (na 84 dagen) |
Indiener | Carla Dik-Faber (CU) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie energie natuur en milieu overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z12827.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-57.html |
Ja.
Voor het zetten van een boring is zowel in de Mijnbouwwet als in de Wet Ruimtelijke Ordening vastgelegd welke procedures gevolgd moeten worden en welke vergunningen nodig zijn. Dit geldt ook voor de boring op de Vries-1 locatie, waarnaar in de vraag gerefereerd wordt. Indien NAM op basis van de boring besluit het gas te willen gaan produceren, zal het vigerende winningsplan aangepast moeten worden. Daarbij dient ook een risicoanalyse uitgevoerd te worden. Dit gewijzigd winningsplan zal conform mijn reactie op de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) de uitgebreide voorbereidingsprocedure met mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen volgen. Ook zal het gewijzigde winningsplan ter advies voorgelegd worden aan de betrokken gemeenten en provincie. Op basis van deze adviezen, het advies van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en het advies van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) zal ik dan over het gewijzigde winningsplan een besluit nemen.
Voor de Vries-1 locatie is door NAM ook een wijziging van de vigerende omgevingsvergunning aangevraagd voor aanpassingen in de installatie. Voor het opstellen van het ontwerpbesluit is de aanvraag van NAM voorgelegd aan de gemeente Assen, de provincie Drenthe en het Waterschap Hunze en Aa’s. Het ontwerpbesluit betreffende deze wijziging zal in september ter inzage worden gelegd met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
Ja. Zie het antwoord op vraag 2.
De boring bij Blijham is inmiddels afgerond. Ik wil benadrukken dat het hier ging om het opsporen van aardgas door middel van een proefboring en niet om het winnen van aardgas. De boring bij Blijham heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd en het aangeboorde Langebrugveld zal niet verder ontwikkeld worden. De put zal geabandonneerd worden.
De boring bij Blijham is uitgevoerd binnen de vigerende winningsvergunning Groningen. In de Mijnbouwwet is vastgelegd dat op basis van een winningsvergunning ook opsporingswerkzaamheden verricht mogen worden. Daarbij moet voldaan worden aan de bepalingen in het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (Barmm) ten aanzien van de bescherming van bodem, water, lucht en geluid. Hiermee wordt beoogd de omwonenden en de omgeving te beschermen. NAM heeft met het oog hierop op 1 juni 2015 de wettelijk vereiste melding gedaan aan mijn ministerie op grond van artikel 7 van het Barmm. De melding ging vergezeld van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Verder geldt dat de opsporingsactiviteiten dienen te voldoen aan de bepalingen in bijvoorbeeld het Mijnbouwbesluit die met name toezien op veiligheid tijdens de uitvoering van de boorwerkzaamheden. Onder meer is bepaald dat de uitvoerder van de boring voorafgaand aan de boring een werkprogramma moet voorleggen aan de Inspecteur Generaal der Mijnen (IGM) en dagelijks over de voortgang van de boring moet rapporteren aan de inspecteur.
Bij Saaksum gaat het niet om het boren van een nieuwe put, maar om het optimaliseren van de bestaande productie door middel van fracken. Fracken is hier, anders dan bij de winning van schaliegas, niet de methodiek van winning, maar één van de methodieken om een teruglopende of tegenvallende winning te verbeteren. NAM moet voorafgaand aan het uitvoeren van het fracken een melding op grond van het Barmm doen aan mijn ministerie, waarin de installaties en werkzaamheden, chemicaliëngebruik en mogelijke milieueffecten worden beschreven.
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de vragen 2 en 4 zal in alle gevallen waarbij op basis van boringen besloten wordt om gas te gaan winnen, een nieuw of gewijzigd winningsplan ingediend moeten worden. Dit winningsplan zal behandeld worden volgens de procedure als omschreven in mijn antwoord op vraag 2, overeenkomstig de voorgenomen wijzigingen van de Mijnbouwwet. De boringen bij Blijham en Vries geven geen automatisch recht op winning. Daarvoor is een goedgekeurd winningsplan nodig, waarin de mogelijke bodembeweging en de risico’s daarvan zijn beschreven.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 valt het fracken bij Saaksum onder het vigerende winningsplan.
De omgevingsvergunning, die benodigd is voor een boring, wordt voor nieuwe locaties afgegeven door de gemeente en voor bestaande locaties door mijn ministerie, waarbij advisering door onder andere de gemeente onderdeel van het proces is. De risicoanalyse maakt onderdeel uit van het winningsplan. De procedure die ik volg voor het winningsplan is beschreven in het antwoord op vraag 2.
In Nederland worden drie typen boringen onderscheiden:
De vergunningprocedures benodigd voor het uitvoeren van de drie typen boringen zijn vergelijkbaar. In de vergunningprocedures wordt altijd het type boring vermeld.
Conform de procedure zoals beschreven bij het antwoord op vraag 2 zal NAM een wijziging van het winningsplan moeten indienen, waarin de kans op bodembeweging inclusief een risicoanalyse moet worden beschreven. Dit winningsplan zal ik aan SodM, Tcbb, lokale overheden en de Mijnraad ter advies voorleggen.
Omdat ook bij de winning uit kleine velden bodemdaling en bevingen kunnen ontstaan, laat ik nu het risico op bevingen voor alle kleine velden op land door TNO in kaart brengen. Deze studie zal conform mijn toezegging eind dit jaar afgerond en aan uw Kamer toegezonden worden.