Kamervraag 2015Z10788

De berichtgeving ‘Pensioen verdampt door lage rente’

Ingediend 10 juni 2015
Beantwoord 14 juli 2015 (na 34 dagen)
Indiener Henk Krol (50PLUS)
Beantwoord door Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen ouderen sociale zekerheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z10788.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2891.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van het bericht en de uitzending van EenVandaag van maandag 8 juni, waarin aandacht wordt gevraagd voor mensen die pensioen sparen bij een verzekeraar, en door het aankopen van het pensioen bij de huidige lage rentestand zwaar financieel getroffen worden?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening van indiener, dat het hier gaat om een buitengewoon urgent probleem, en dat tienduizenden mensen per jaar die hun pensioen moeten aankopen hierdoor getroffen worden, en dat betrokkenen een levenslang pensioen tegemoet kunnen zien, dat tot 50% lager kan uitvallen dan verwacht? Kunt u uw antwoord motiveren?

    Ja. Ik begrijp heel goed dat het voor deze mensen een stevige tegenvaller is wanneer zij als gevolg van de lage rente een lagere pensioenuitkering krijgen dan verwacht.

  • Vraag 3
    Vindt u dat verzekeraars aan betrokkenen voldoende gecommuniceerd hebben welke invloed de rentestand kan hebben op de hoogte van het aan te kopen pensioen? Zo niet, bent u bereid met het oog op goede en volledige pensioencommunicatie verzekeraars aan te spreken op hun informatieplicht op dit punt?

    Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 3 maart jl. inzake pensioencommunicatie2, vind ik het belangrijk dat pensioenuitvoerders met realistische rendementen rekenen en met voorbeeldrekenrentes die een goede benadering vormen van de rente bij aankoop. De voorbeeldrekenrente voor de inkoop die men tot 2013 hanteerde was een vast percentage, namelijk 4 procent. Vervolgens is door pensioenuitvoerders zelf afgesproken om een door DNB jaarlijks gepubliceerde rente te gebruiken. Deze rente bedraagt 2,2 procent voor de Uniforme Pensioenoverzichten (UPO’s) die in 2015 worden verstuurd. In het najaar wordt vastgesteld welk rentepercentage er voor de UPO’s van komend jaar moet worden gebruikt. Naar verwachting is deze rente lager dan het percentage voor 2015. Daarnaast zijn er vanaf 2012 op het UPO en in de toelichting op het UPO waarschuwingsteksten toegevoegd die de deelnemers nadrukkelijker waarschuwen dat het pensioen lager kan uitvallen. Ik ben hierover op dit moment in overleg met de pensioenuitvoerders in verband met de toekomstige wijzigingen van de UPO-modellen.
    Voorts wijs ik er op dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in de tweede helft van 2015 een onderzoek zal uitvoeren onder verzekeraars naar het moment van aankopen van een annuïteit bij een DC-regeling. Daarbij richt de AFM zich op het moment van pensionering en het aankopen van het uitkeringsproduct. De AFM kijkt in het onderzoek naar de informatie over de hoogte van het pensioen die in de aanloop naar het pensioenmoment wordt verstrekt aan deelnemers, in hoeverre deze informatie aansluit bij het werkelijke levenslange pensioenbedrag dat kan worden aangekocht en wat de invloed van diverse factoren is (zoals rentestand en kosten) op de verschillen tussen de verstrekte informatie en de werkelijkheid. Ook onderzoekt de AFM hoe transparant de verzekeraar is over deze factoren. Ik wacht de uitkomsten van dit onderzoek met belangstelling af.

  • Vraag 4
    Herinnert u zich dat u eind vorig jaar bij de aanbieding van de hoofdlijnennota «Optimalisering wettelijk kader voor premieovereenkomsten»2 naar aanleiding van de motie-Lodders3, glashelder heeft aangegeven dat het huidige wettelijke kader voor premieovereenkomsten een evidente hindernis vormt om met bedoelde pensioenen bij verzekeraars tot een optimaal pensioenresultaat voor de deelnemer te komen? Herinnert u zich dat u in diezelfde brief aangekondigd heeft dat het kabinet met het oog hierop een wetsvoorstel zou indienen op 1 juli 2015, opdat inwerkingtreding van de gewijzigde pensioenwetgeving per 1 januari 2016 zou kunnen plaatsvinden, en dat in dit voorjaar het kabinet hierover een voortgangsbrief naar de Tweede Kamer zou sturen? Herinnert u zich voorts, dat u inmiddels4 in een brief van 1 mei jl. over de planning van pensioenonderwerpen heeft aangegeven dat het wetsvoorstel bij nader inzien pas «tegen het eind van dit jaar» kan worden ingediend, en dat een gewijzigd wettelijk kader voor premieovereenkomsten dan op zijn vroegst pas 1 juli 2016 in werking zal kunnen treden? Kunt u in aanvulling op de informatie in genoemde brief grondig nader toelichten waarom de indiening van dit wetsvoorstel deze vertraging heeft opgelopen?

    Ja, de genoemde stukken en de inhoud daarvan zijn mij uiteraard bekend. In deze stukken heb ik uw Kamer steeds op de hoogte gehouden van de voortgang van het wetsvoorstel. Ook heb ik uw Kamer daarmee geïnformeerd over de complexe juridische en uitvoeringstechnische vragen die de aanpassing van het wettelijke kader voor premieovereenkomsten oproept. Het vinden van een nieuw evenwicht tussen contractsvrijheid en bescherming van deelnemers tegen risico’s in de uitkeringsfase vergt een zorgvuldige afweging. Dat kost tijd. Op dit moment is het concept wetsvoorstel in een vergevorderd stadium. Ik ben voornemens om het concept wetsvoorstel in juli open te stellen voor een internetconsultatie.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat bij de thans voorziene aanpassing van wetgeving met ingang van 1 juli 2016 mogelijk nog duizenden mensen door de lage rente geconfronteerd kunnen zullen met «verdamping» van een belangrijk deel van hun pensioen, en dat zij eigenlijk niet kunnen wachten op de door u voorziene aanpassing van het wettelijk kader voor premieovereenkomsten? Kunt u uw antwoord motiveren?

    Ja, ik deel de mening dat voor deze mensen een overbruggingsmaatregel in de aanloop naar de voorziene aanpassing van wetgeving een uitkomst kan bieden. Zoals ik heb aangekondigd tijdens de plenaire behandeling in uw Kamer over het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds op 16 juni jl., is de tijdelijke regeling Pensioenknip opnieuw opengesteld. Daardoor is voor mensen met een premie- of kapitaalovereenkomst de mogelijkheid ontstaan om op de pensioendatum de aankoop van de pensioenuitkering te splitsen in een direct ingaande tijdelijke uitkering van maximaal twee jaar en een daarop aansluitende levenslange uitkering. Ik stel de regeling tijdelijk open zodat mensen die het betreft de keuze kunnen maken om gebruik te maken van de Pensioenknip en op die manier kunnen anticiperen op de voorziene aanpassing van wetgeving op 1 juli 2016. De ministeriële regeling, die ik heb vastgesteld, is op 2 juli jl. aan uw Kamer gezonden en is op 8 juli in werking getreden. Voorts vermeld ik nog dat ik binnenkort in gesprek zal gaan met de Stichting Geldbelangen over de andere suggesties die zij doen in de genoemde petitie.

  • Vraag 6
    Bent u bereid op zéér korte termijn te zoeken naar een noodoplossing voor de pensioenproblematiek van betrokkenen? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u hierbij voor ogen? Bent u bereid de suggesties gedaan in de petitie «Help mensen af van het «keurslijfpensioen»»5 hierbij te betrekken? Welke suggesties gaat u meenemen? Zo neen, kunt u motiveren waarom u meent betrokkenen niet te kunnen helpen met een (tijdelijke) oplossing?

    Zie antwoord vraag 5.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2015Z10788
Volledige titel: De berichtgeving ‘Pensioen verdampt door lage rente’
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20142015-2891
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Krol over de berichtgeving ‘Pensioen verdampt door lage rente’