Ingediend | 21 mei 2015 |
---|---|
Beantwoord | 11 juni 2015 (na 21 dagen) |
Indiener | Wouter Koolmees (D66) |
Beantwoord door | Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
Onderwerpen | belasting economie financiën ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z09156.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2524.html |
Ja.
Dergelijke voorstellen van de Europese Commissie op het gebied van crowdfunding en btw zijn mij niet bekend en zijn mijns inziens op korte termijn niet te verwachten. De Telegraaf verwijst in het in vraag 1 genoemde krantenartikel naar een artikel van de Financial Times.2 Daarin wordt gerefereerd aan voorstellen van het zogenoemde btw-comité.
Het btw-comité is in het verleden opgericht om uniforme toepassing van de bepalingen van de btw-richtlijn te bevorderen. Omdat het een adviescommissie is en geen wetgevende bevoegdheden heeft, kan het btw-comité geen juridisch bindende besluiten nemen. Wel kan het zogenoemde richtsnoeren geven over toepassing van de btw-richtlijn. In het btw-comité van april jongstleden heeft de Europese Commissie lidstaten uitgenodigd om te reageren op een paper waarin zij haar zienswijze over crowdfunding en btw uit de doeken doet.3 Vooralsnog is daar niet een richtsnoer uit voortgevloeid.
Overigens is crowdfunding, net als andere vormen van financiering, niet iets dat als zodanig per definitie altijd is vrijgesteld van btw-heffing. Gezien de verschillende mogelijke modaliteiten is het meer de vraag in welke gevallen de heffing van btw wel en in welke gevallen niet aan de orde is. In voorkomende gevallen kunnen belanghebbenden zich wenden tot de bevoegde belastinginspecteur teneinde meer zekerheid hierover te verkrijgen.
Zie antwoord vraag 2.
De activiteit van Kredietbank Nederland in deze casus betreft het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek. Artikel 3:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft), verbiedt eenieder in Nederland in de uitoefening van een bedrijf van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben. Onder opvorderbare gelden wordt verstaan deposito’s of andere gelden die op enig moment opvorderbaar zijn. Annuïtaire leningen zijn uiteraard op enig moment opvorderbaar en kwalificeren daarmee als opvorderbare gelden.
In het tweede lid van artikel 3:5 van de Wft zijn uitzonderingen op het verbod opgenomen, onder andere voor banken die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank (DNB) verleende vergunning hebben. Die vergunning waarborgt dat op een verantwoorde manier wordt omgegaan met de van het publiek aangetrokken gelden en dat die gelden worden terugbetaald. Deze uitzondering van de verbodsbepaling geldt niet voor Kredietbank Nederland, omdat deze onderneming in haar hoedanigheid van gemeentelijke kredietbank – zijnde een aanbieder van krediet, opgericht door een of meer gemeenten – niet kwalificeert als bank in de zin van de Wft en derhalve niet onder toezicht staat van DNB.
Wanneer Kredietbank Nederland haar bedrijf inzake het aanbieden van krediet zou combineren met het van het publiek ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden, dan zou Kredietbank Nederland kwalificeren als bank en voor de uitoefening van haar bedrijf een door DNB te verlenen vergunning behoeven. Nu Kredietbank Nederland niet beschikt over zo'n vergunning, is het deze onderneming niet toegestaan om opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken.5
Momenteel bekijk ik samen de Autoriteit Financiële Markten en DNB de noodzaak, wenselijkheid en eventuele voorwaarden van een vrijstelling op artikel 3:5 Wft ten behoeve van crowdfunding.6 Zoals eerder toegezegd, zal ik uw Kamer in het vierde kwartaal nader informeren over onder meer dit punt. Echter, wanneer een onderneming het bedrijf van bank uitoefent dat ook betekent dat ook het regelgevend kader voor banken van toepassing is. Voor het uitoefenen van het bedrijf van bank is geen ontheffing, dan wel vrijstelling mogelijk. De richtlijn kapitaalvereisten voorziet niet in deze mogelijkheid.7
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Nee, specifieke voorbeelden van ondernemingen die via crowdfunding in essentie het bedrijf van bank uitoefenen zijn mij op dit moment niet bekend. Dat neemt niet weg dat het verbod om in de uitoefening van een bedrijf opvorderbare gelden aan te trekken van het publiek bij crowdfunding altijd een rol speelt en dat het van de specifieke situatie afhangt of artikel 3:5, eerste lid, van de Wft ook daadwerkelijk van toepassing is.