Ingediend | 7 mei 2015 |
---|---|
Beantwoord | 17 juni 2015 (na 41 dagen) |
Indieners | Pieter Omtzigt (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
Onderwerpen | belasting financiën organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z08467.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2586.html |
Ja.
In de brief van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Orde van Medisch Specialisten (inmiddels de Federatie van Medisch Specialisten) van 17 december 2013 is in paragraaf 1 kort gezegd aangegeven dat met name door het vervallen van het zelfstandig declaratierecht van specialisten, het fiscaal ondernemerschap in beginsel komt te vervallen. Namens de Staatssecretaris van Financiën is die lezing per brief van 18 december 2013 bevestigd.2 Vervolgens zijn in eerstgenoemde brief fiscaal transparante en niet-transparante modellen uitgewerkt. Bij de transparante modellen (zoals de maatschap) kan mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, het fiscaal ondernemerschap behouden blijven. Gegeven het verlies van het zelfstandig declaratierecht moet het ondernemerschap – bij voorbeeld bij zo’n maatschap – dan uit andere factoren blijken. Voor de in de brief beschreven modellen heeft de Belastingdienst op hoofdlijnen de fiscale consequenties vooraf duidelijk gemaakt, zodat specialisten en ziekenhuizen van daaruit hun eigen keuzes konden maken. Zoals de Staatssecretaris van Financiën reeds eerder heeft aangegeven, kan de medisch specialist ook buiten de beschreven modellen in fiscale zin ondernemer blijven indien de medisch specialist het verlies van het zelfstandig declaratierecht compenseert doordat hij andere ondernemersrisico’s gaat lopen. Daarbij kan worden gedacht aan het investeren in bedrijfsmiddelen (apparatuur), het in dienst nemen van personeel of het anderszins lopen van financiële risico’s. Deze risico’s dienen reële en substantiële betekenis te hebben. Dat vloeit ook voort uit de jurisprudentie. Het is aan de professionaliteit van partijen om daar concreet en adequaat invulling aan te geven. Uiteindelijk gaat het om een totaalbeeld van risico’s die gelopen gaan worden. Bij de beoordeling van het ondernemerschap worden alle relevante feiten en omstandigheden in de beschouwing betrokken. Daarbij wegen niet alle aspecten van het ondernemerschap zoals die in de jurisprudentie zijn ontwikkeld even zwaar. Ook als men op één element minder «scoort», kan dat worden gecompenseerd door op een ander element beter te «scoren», zodat het totaalbeeld wat betreft het ondernemerschap per saldo toch positief kan uitvallen. Zie in dat verband onder meer mijn brief aan de Tweede Kamer van 18 december 2013, kenmerk 184690–115598-C2.
Binnen de medische sector worden verschillende organisatie- en besturingsmodellen gehanteerd. Het gaat daarbij om enerzijds fiscaal transparante en niet-transparante modellen en anderzijds om samenwerkings- en participatiemodellen. Het al dan niet gebruik maken van een coöperatie kan deel uitmaken van de keuze voor een bepaald besturingsmodel waarvoor ziekenhuis en medisch specialisten kiezen. Van een verplichting tot het vormen van een coöperatie is nooit sprake geweest. Zoals bij de beantwoording van vraag 2 is aangegeven kan – afhankelijk van de gekozen structuur – worden voldaan aan de criteria van fiscaal ondernemerschap (zoals deze voor iedere ondernemer in Nederland gelden). In de praktijk komt dat er op neer dat specialisten zich op andere wijze moesten organiseren, maar niet uitgesloten is dat zij toch fiscaal ondernemer kunnen blijven of worden door bijvoorbeeld een maatschap op te richten.
Zoals hiervoor al is aangegeven, hangt het van de feiten en omstandigheden af of medisch specialisten als ondernemer kunnen worden aangemerkt.
Het is verstandig dat veldpartijen zich goed hebben voorbereid op de invoering van integrale bekostiging. Het was aan de veldpartijen zelf om te beslissen of en zo ja in welke mate zij daarbij de hulp van externe deskundigen inriepen. Het is niet aan mij om te oordelen of het inschakelen van externe deskundigen noodzakelijk was.
Zie antwoord vraag 7.
De vraagstelling suggereert dat medisch specialisten sowieso fiscaal ondernemer zijn en blijven. Zoals ik hiervoor heb aangegeven, is die suggestie niet juist. Bovendien is het uitgangspunt van het kabinet dat ziekenhuizen en vrijgevestigd medisch specialisten zelf afspraken dienen te maken over de positie van de medisch specialist in het ziekenhuis, op basis van lokale en individuele overwegingen. Loondienst is daarbij één van de opties. Het kabinet acht het van belang dat de verschillende opties allen een reële keuzemogelijkheid zijn voor de betrokken partijen. De subsidieregeling «overgang integrale tarieven medisch specialistische zorg» beoogt om hieraan bij te dragen door de financiële belemmeringen voor overstap naar loondienst voor ziekenhuizen en vrijgevestigde medisch specialisten te verminderen. Daarmee is tevens invulling gegeven aan de afspraak in het «Onderhandelaarsresultaat medisch specialistische zorg 2014 t/m 2017» dat er middelen beschikbaar worden gesteld om de transitie naar integrale bekostiging te faciliteren.
De vragen van de Kamerleden Bruins Slot (CDA) en Omtzigt (CDA) over het bericht dat medisch specialisten volgens de Belastingdienst nog steeds zelfstandig ondernemers zijn (2015Z08467) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat voor de beantwoording van deze vragen interdepartementaal overleg nodig is. Dat overleg is al wel gestart, maar nog niet afgerond. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.