Ingediend | 6 mei 2015 |
---|---|
Beantwoord | 29 mei 2015 (na 23 dagen) |
Indieners | Fred Teeven (VVD), Helma Lodders (VVD) |
Beantwoord door | Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | landbouw voedselkwaliteit |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z08396.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2427.html |
Ja.
Het artikel «Welzijn straalt uit naar de buren» beschrijft de ontwikkelingen op het terrein van dierenwelzijn in Duitsland, Nederland en Denemarken. In Duitsland worden verdere verbeteringen van het dierenwelzijn steeds meer bepaald door een veranderende markt- en consumentenvraag naar duurzamer geproduceerde producten. Dit is vergelijkbaar met de situatie in Nederland. In deze drie landen zijn vergelijkbare dierenwelzijn thema’s actueel. Zoals bekend ben ik in gesprek met onder meer mijn Duitse en Deense collega om de komende jaren gezamenlijk op te trekken om in Europees verband de dierwelzijnsstandaarden op een hoger niveau te krijgen en het welzijn van varkens in Europa verder te verbeteren.
Het bericht over het welzijn van scharrelvarkens heeft betrekking op de resultaten van slachtkeuringen in een Deense slachterij. Ik heb geen aanwijzingen dat in Nederland dergelijke verschillen in slachtkeuringsresultaten voorkomen.
Vanwege de hoge kwaliteitseisen vanuit de (export)markten en de maatschappelijke eisen ten aanzien van milieu en dierenwelzijn produceert de Nederlandse varkensketen door ondernemerschap, innovatie en verduurzaming varkensvleesproducten tegen een betaalbare consumentenprijs.
Nederlandse varkenshouders produceren in Europa tegen een redelijk gunstige kostprijs. Uit het Interpigrapport uit 2013 blijkt dat de totale Nederlandse kostprijs in 2011 € 1.60 per kilogram geslacht gewicht was. Dit was enkele centen hoger dan Denemarken en Spanje en lager dan de kostprijs in andere lidstaten.
De kostprijs van Nederlands varkensvlees als gevolg van overheidsmaatregelen in 2013 bedroeg 19 cent per kilogram geslacht gewicht. In andere belangrijke varkensproducerende EU-lidstaten was dit 7 à 8 cent. Het grootste deel van de Nederlandse kostprijs als gevolg van overheidsmaatregelen (13 cent) hangt samen met de extra kosten van de implementatie van Europese milieuregelgeving (mestafvoer, ammoniakemissie beperkende maatregelen en productierechten). Deze extra kosten zijn een gevolg van de relatief hoge veebezetting en milieubelasting in Nederland waardoor verdergaande maatregelen nodig zijn om de milieudoelen te kunnen realiseren. Een beperkt deel (circa 2 cent) is toe te schrijven aan nationale maatregelen op het terrein van dierenwelzijn die rond het jaar 2000 zijn ingevoerd.
Tegenover de hogere kosten voor maatschappelijke eisen in Nederland staan voordelen op het gebied van productie efficiëntie, sectorstructuur, logistiek, kennisinfrastructuur en nabijheid van consumentenmarkten, die niet apart zijn gekwantificeerd.
Het kostprijsverschil van de Europese varkenshouderij ten opzichte van belangrijke varkensproducerende derde landen is aanzienlijk vanwege de lagere voer- en arbeidskosten in deze derde landen. De overheidsmaatregelen van de EU vergroten dit kostprijsverschil slechts in geringe mate. Naast de kostprijs hangt de concurrentiepositie van de Europese varkenssector ten opzichte van derde landen sterk af van de ontwikkeling van de wisselkoers tussen de munten van derde landen en de euro. De sterke daling van de koers van de euro in de afgelopen periode ten opzichte van de Amerikaanse dollar heeft de exportpositie van Europese varkensvleesproducten gunstig beïnvloed.
Ik ben voorstander van het aanscherpen van dierwelzijnseisen op Europees niveau vanwege de gevolgen voor de concurrentiepositie en het toekomstperspectief van de Nederlandse varkenssector. Dit is niet alleen van belang voor eerlijke concurrentieverhoudingen (level playing field) maar ook voor de verbetering van dierenwelzijn in andere lidstaten. Innovaties en verbeteringen op het terrein van dierenwelzijn moeten deel uit gaan maken van onderscheidende marktconcepten en worden betaald uit de markt. Het verplicht eenzijdig aanscherpen van wettelijke eisen voor dierenwelzijn maakt nieuwe verdienmodellen voor verduurzaming van de varkensketen in de praktijk nagenoeg onmogelijk.
Zie antwoord vraag 3.
Bij de onderhandelingen over handelsverdragen heeft het kabinet oog voor de handelspositie van de Nederlandse en Europese varkenssector. Innovatie, verduurzaming, onderscheidende ketenconcepten van varkensproducten, nieuwe marktstrategieën en verdienmodellen zijn nodig voor een toekomstbestendige en concurrerende Nederlandse varkensketen. Het initiatief hiervoor ligt primair bij het bedrijfsleven. Ik faciliteer en ondersteun het bedrijfsleven door onderzoek en innovatie via de Topsector Agri & Food en het financieel ondersteunen van koplopers met fiscale regelingen.
Gelet op het feit dat de kosten van de Europese standaarden voor dierenwelzijn, milieu en gezondheid relatief beperkt zijn (circa 5% van de kostprijs in belangrijke varkensproducerende lidstaten) en de relatief hoge milieukosten van de Nederlandse varkenssector een gevolg zijn van de specifieke situatie in Nederland (zie antwoord op vragen 3 en 5), zal het kabinet voor deze kosten van de varkenshouderij geen specifieke aandacht vragen bij andere lidstaten in het kader van handelsverdragen. Ik wil benadrukken dat het kabinet zich inzet voor het handhaven van de EU-standaarden op het gebied van milieu, gezondheid en dierenwelzijn in multilaterale en bilaterale handelsovereenkomsten. Daarnaast zet het kabinet zich er voor in om via de EU derde landen in het kader van handelsverdragen te bewegen tot verbetering van dierwelzijnsstandaarden naar het niveau van de Europese Unie.
De vragen van de leden Lodders en Teeven (beiden VVD) over de berichten «Welzijn scharrelvarkens niet beter dan gangbaar» en «Welzijn straalt uit naar buren» (ingezonden 6 mei 2015, kenmerk 2015Z08396) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord worden. Als gevolg van interdepartementale afstemming is meer tijd nodig voor beantwoording van bovenvermelde vragen.