Ingediend | 16 april 2015 |
---|---|
Beantwoord | 8 mei 2015 (na 22 dagen) |
Indieners | Fred Teeven (VVD), Ronald Vuijk (VVD) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | economie handel |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z07018.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2202.html |
Ja.
Ja. De afgelopen jaren was tijdens het periodieke overleg met de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) vooral aandacht voor de oplopende behandeltermijnen van vergunningaanvragen, de ontwikkeling en implementatie van het nieuwe automatiseringssysteem en de ontwikkelingen ten aanzien van de sancties op Rusland en Iran. Vooral de sancties op Rusland vergen veel capaciteit van de Douane. Niet alleen van de CDIU, maar ook van de Douane aan de grens.
Op dit moment zie ik dat de behandeltermijnen van aanvragen weer beginnen terug te lopen. Ik ben verheugd om te zien dat het proces «in control» is, alhoewel de termijnen naar mijn mening nog te lang zijn. Ik verwacht dan ook dat de behandeltermijnen binnen afzienbare tijd zover zijn teruggebracht dat deze geen belemmering vormen voor het exporterende bedrijfsleven.
Een vergunning wordt verstrekt voorafgaand aan de daadwerkelijke levering van de goederen. Omdat de politieke en veiligheidssituatie in de wereld snel kan veranderen, is het wenselijk om het moment van besluitvorming over een vergunningaanvraag en het moment van levering niet te ver uiteen te laten lopen.
Omdat sommige bedrijven lange productieprocessen hebben, of veel moeten investeren om een contract te kunnen afsluiten, bestaat de mogelijkheid om voorafgaand aan de vergunningaanvraag een sondage te doen. Tijdens deze sondageprocedure wordt een inschatting gemaakt of een eventuele vergunningaanvraag zal worden toegekend of afgewezen. Indien er sprake is van gelijkblijvende feiten en omstandigheden, kan een exporteur erop vertrouwen dat de uitkomst van een vergunningaanvraag gelijk is aan die van de eerdere sondage.
Zie antwoord vraag 3.
De geldigheidsduur van een exportvergunning kan variëren van enkele maanden tot enkele jaren. Bij het afgeven van vergunningen wordt zoveel mogelijk maatwerk geleverd. Daarbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de politieke en veiligheidssituatie in de wereld verandert en dat de exporteur behoefte heeft aan rechtszekerheid. In de praktijk komt het erop neer dat vergunningen meestal voor de duur van één jaar worden afgegeven.
De Spaanse scheepswerf Navantia is voor 100% in handen van de Spaanse Staat en de Italiaanse scheepswerf Fincantieri is voor meer dan 99% in handen van de Italiaanse Staat, maar het is niet gezegd dat dit tot al dan niet verkapte staatssteun leidt. Wat wel gezegd kan worden, is dat in Europees verband al jaren gewerkt wordt aan het terugdringen van concurrentieverstoringen op de markt voor defensiematerieel.
In juli 2004 werd het Europees Defensie Agentschap (EDA) opgericht en een van de eerste opdrachten van de ministers van Defensie van de lidstaten aan EDA was de ontwikkeling van een gedragscode voor de verwerving van defensiematerieel. Die gedragscode schreef voor dat als de deelnemende landen militair materieel met een waarde van meer dan € 1 miljoen willen aanschaffen, ze die opdracht publiceren op de website van het EDA. De criteria voor gunning van de opdracht moesten vooraf bekend zijn en landen mochten niet tussen aanbieders discrimineren.
Met Richtlijn 2009/81/EG is een volgende stap gezet in het terugdringen van de concurrentieverstoring op de markt voor defensiematerieel en werden de aanbestedingsprocedures aangescherpt en werd bijvoorbeeld de drempelwaarde omlaag gebracht tot € 412.000,–. Nog altijd blijven er uitzonderingen op openbare aanbesteding mogelijk, maar dan moet de lidstaat die daar een beroep op doet wel onderbouwen dat er essentiële veiligheidsbelangen in het geding zijn.
Met de Mededeling «Naar een meer competitieve en efficiëntere defensie- en veiligheidssector» van juli 2013 liet de Europese Commissie vervolgens weten nog niet klaar te zijn met het slechten van concurrentieverstorende obstakels op de Europese markt voor defensiematerieel. Gezien de duidelijke link tussen politieke, economische en veiligheidsbelangen is er nog wel een weg te gaan, maar er worden wel degelijk stappen gezet. In 2016 zal de Europese Commissie Richtlijn 2009/81/EG evalueren en bezien in hoeverre de komst van de Richtlijn al verandering heeft gebracht.