Ingediend | 19 februari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 5 maart 2015 (na 14 dagen) |
Indiener | Corinne Ellemeet (GL) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z02869.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1468.html |
Op gezinslocaties wordt onderdak geboden aan gezinnen met minderjarige kinderen zonder recht op opvang, die anders in een humanitaire noodsituatie zouden raken. Deze gezinslocaties zijn in beginsel niet bedoeld om onderdak te bieden aan personen met een verblijfsvergunning, EU-burgers of personen met de Nederlandse nationaliteit. Deze personen kunnen immers veelal aanspraak maken op andere (niet-vreemdelingenrechtelijke) regelingen en voorzieningen, dan wel een beroep doen op de andere ouder die op basis van de gezagsrelatie de verantwoordelijkheid voor het kind op zich kan nemen.
Zoals ik eerder heb aangegeven1, kan er in bijzondere individuele situaties echter aanleiding bestaan om kinderen met de Nederlandse nationaliteit onderdak te bieden in een gezinslocatie. Ten aanzien van dit beleid hebben geen wijzigingen plaatsgevonden.
Onderdak van Nederlandse kinderen in een gezinslocatie kan voorkomen wanneer een deel van het gezin niet-rechtmatig in Nederland verblijft. Of Nederlandse kinderen onderdak krijgen op een gezinslocatie betreft echter een keuze van de ouders zelf. Vanzelfsprekend wordt aan de leden van het gezin met de Nederlandse nationaliteit die onderdak krijgen in de gezinslocatie, geen vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Deze maatregel uit de Vreemdelingenwet 2000 kan immers enkel aan vreemdelingen worden opgelegd.
Mocht het voorkomen dat het beëindigen van het onderdak van een gezin met Nederlandse kinderen in een gezinslocatie aan de orde is, zal er in beginsel altijd sprake zijn van de aanwezigheid van een alternatieve vorm van onderdak.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Ja.