Ingediend | 31 december 2014 |
---|---|
Beantwoord | 3 februari 2015 (na 34 dagen) |
Indiener | Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z23994.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1190.html |
Ja.
Zie antwoord vraag 1.
Het desbetreffende voertuig trok de aandacht van surveillerende politieagenten door een schade. De agenten constateerden dat het voertuig niet verzekerd zou zijn en er bleek op basis van het kenteken sprake van onherroepelijke signalering in verband met openstaande boetes. De agenten besloten het voertuig staande te houden. Betrokkene gedroeg zich vervolgens verbaal agressief en toonde zich niet voor rede vatbaar. De agenten besloten hem daarop – na diverse waarschuwingen – aan te houden. Omdat de heer Sealiti daaraan niet meewerkte, was het noodzakelijk hem onder controle te brengen en te boeien. Op het bureau zijn de openstaande boetes betaald. Daarop is betrokkene heengezonden. Hoeveel voertuigen voorafgaand aan deze controle zijn nagetrokken door de betreffende agenten is niet bekend.
Zie antwoord vraag 9.
Ja. Ik heb evenwel geen aanwijzingen dat bij de beoordeling van de aangifte en de klacht van de heer Sealiti door het OM en/of de onafhankelijke klachtencommissie onzorgvuldig is gehandeld. De betrokkene heeft de mogelijkheid gehad om zijn zienswijze naar voren te brengen en deze is meegewogen in de behandeling van de onderzoeken. Niettemin is de betrokkene, zoals gebruikelijk, gewezen op de mogelijkheid om de kwestie voor te leggen aan de Nationale ombudsman. Ook voor wat betreft de aanhouding van de heer Sealiti heb ik geen aanleiding om te veronderstellen dat niet zorgvuldig zou zijn gehandeld. Tot dusverre is ter zake geen klacht of aangifte bekend.
De gewijzigde klachtenregeling is op 1 december 2014 in werking getreden7. Hiermee is de onafhankelijkheid van de klachtencommissie geborgd.
De evaluatie van de Politiewet 2012 loopt. Voor 1 oktober 2015 dient de commissie Evaluatie Politiewet 2012 een deelrapport over de doeltreffendheid en de effecten van de Politiewet 2012 in de praktijk in de regionale eenheid Oost-Nederland inclusief haar aanbevelingen aan de Minister uit te brengen.
Voor 1 oktober 2017 dient de commissie een deelrapport over de doeltreffendheid en de effecten van de Politiewet 2012 in de praktijk inclusief haar aanbevelingen aan de Minister uit te brengen.
Er hebben sinds eind 2013 over het onderwerp etnisch profileren tussen genoemde partijen, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de politie drie constructieve gesprekken plaatsgevonden. De insteek is deze gesprekken te vervolgen in de komende jaren. De gesprekken verlopen in goede sfeer en gaan onder meer over actualiteiten, signalen en ontwikkelingen binnen dit onderwerp. Vragen over bijvoorbeeld het beleid en de voortgang in de aanvullende maatregelen om etnisch profileren te voorkomen worden ter plekke en/of na het gesprek beantwoord. Op verzoek van Amnesty International en het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders participeert inmiddels ook het Overlegorgaan Caribische Nederlanders en een vertegenwoordiger van de gemeentelijke anti-discriminatievoorzieningen. Daarnaast is er tussentijds contact tussen betrokken partijen.
In de drie betreffende gevallen waar het handelen van de agenten volgens de onderzoekers niet objectief en redelijk lijkt te rechtvaardigen gaat het om het natrekken van een kenteken (en in twee gevallen daarvan ook de bestuurder) van een auto. Het rapport gaat uit van geanonimiseerde gegevens en dit is daarmee geen informatie waarover ik beschik.
In de maatschappelijke context waarbinnen de politie moet werken is het gebruik van geweld soms onvermijdelijk. Het aantal gevallen waarin geweld wordt toegepast is overigens gering, afgezet tegen het grote aantal contacten dat politiemensen iedere dag opnieuw met burgers hebben. Bij de toepassing van geweld zijn de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit van kracht. Dat betekent dat geweld alleen wordt toegepast als het niet anders kan en dat gekozen wordt voor de lichtste vorm van geweld die effectief is om een situatie op te lossen.
Over ieder geweldsincident wordt gerapporteerd. Per geval wordt door een leidinggevende getoetst of het geweldgebruik gerechtvaardigd en proportioneel was. In geval van vuurwapengebruik met de dood of enig lichamelijk letsel tot gevolg en overige geweldsaanwendingen met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg wordt getoetst door de Rijksrecherche. Dit vindt met grote zorgvuldigheid plaats. Toepassing van geweld door de politie kan leiden tot een aangifte. In dat geval vindt strafrechtelijk onderzoek plaats. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Door een contactpersoon bij de politie wordt de klacht met klager besproken. Indien dit niet tot tevredenheid leidt volgt behandeling door een onafhankelijke klachtencommissie. De commissie brengt advies uit aan de politiechef die vervolgens de klacht afdoet. De burger kan zich vervolgens eventueel wenden tot de Nationale ombudsman.
Uit de toetsing, dan wel de afdoening van een aangifte of klacht kan blijken dat de toepassing van geweld in een bepaalde situatie niet gerechtvaardigd was dan wel dat de wijze waarop het geweld is toegepast niet correct is geweest. Naast eventuele strafrechtelijke sancties kunnen in die gevallen ook disciplinaire maatregelen aan de orde zijn.
De analyse van de onderzoekers van de Universiteit Leiden – na observeren in drie Haagse wijken – is dat er geen aanwijzingen zijn van structureel etnisch profileren. Het politieoptreden is in veruit de grote meerderheid van de situaties goed te rechtvaardigen op grond van concrete gedragingen, informatie of situationele omstandigheden. Ook eerdere onderzoeksrapporten over dit thema wijzen niet op stelselmatig discriminerende profilering door de Nederlandse politie. Om etnisch profileren te voorkomen heb ik in mijn brief8 in reactie op het rapport van de Universiteit Leiden aangegeven dat ik de volgende lijnen van belang acht: onderwijs en training, de relatie tussen politie en bewoners en klachtbehandeling. Daarin zijn en worden door de politie flinke stappen gezet.
Het onderzoek van de Universiteit Leiden noemt een aantal factoren met betrekking tot waarneming van etnisch profileren door politie en burgers.
Een oorzaak voor het verschil in waarneming door de politie kan zijn de verschillende beelden en definities van etnisch profileren die er zijn. Een oorzaak voor het verschil in waarneming door burgers kan zijn dat de meerderheid van de jongvolwassenen in het onderzoek aangeven etnisch profileren zelf mee te hebben gemaakt dan wel zich baseren op verhalen uit de omgeving. Ook kan het zijn dat de politie te weinig dan wel niet voldoende duidelijke uitleg geeft bij bijvoorbeeld staandehoudingen en identiteitscontroles of dat dit zo wordt gepercipieerd. Dit kan invloed hebben op de waarneming van de burgers ten aanzien van etnisch profileren. Publieke discussies over het onderwerp kunnen de waarneming van beide partijen eveneens beïnvloeden.
Zie antwoord vraag 17.
In het onderzoek van de Universiteit Leiden zijn geen quick wins geformuleerd. In de presentatie in de gemeenteraad van Den Haag heeft de onderzoeker van de Universiteit Leiden als «quick wins» voorgelegd: beter uitleggen en inzicht geven, identiteitschecks kritisch bezien en een goede klachtenprocedure en transparantie. Deze elementen zijn ook opgenomen in de (aanvullende) maatregelen om etnisch profileren te voorkomen, zoals verwoord in mijn brief van 8 juli 2014 (Kamerstuk, 29 628 nr. 463). Deze behoeven echter blijvende aandacht.
In de wet staat nauw omschreven in welke gevallen de politie de bevoegdheid heeft om de identiteit van personen te controleren. Bovendien besteedt de OM aanwijzing uitbreiding identificatieplicht nadere aandacht aan de vorderingsbevoegdheid van de politie. De identificatieplicht geeft de politie niet de bevoegdheid zonder reden de identiteit van personen te controleren. Het verzoek om identificatie moet redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van de taken van de politie. Bijvoorbeeld bij verkeerstoezicht, hulpverlening bij een ongeluk of opsporing van strafbare zaken. Er hoeft daarbij overigens geen sprake te zijn van een verdenking van een strafbaar feit. Hierbuiten bestaat er geen bevoegdheid om identiteit van personen te controleren. De Nationale ombudsman heeft niet het beeld gekregen dat burgers in de Schilderswijk te pas en te onpas om hun identiteitsbewijs worden gevraagd, maar adviseert de politie wel om te blijven nadenken over het doel en de motivering van dergelijke controles9. Hoewel de politie daartoe niet wettelijk verplicht is, probeert zij zoveel als mogelijk uitleg te geven aan de betrokkene over de reden van een identiteitscontrole. Aan een goede bejegening hecht ik grote waarde.
Er is een denkbare relatie waarbij hoge criminaliteitscijfers van bepaalde groepen extra aandacht van de politie vergen en vervolgens tot nog hogere criminaliteitscijfers leiden10. De mate waarin etnisch profileren daaraan bijdraagt is niet exact bekend, maar de invloed daarvan acht ik – gelet op de resultaten van onder meer het onderzoek van de Universiteit Leiden – gering.
Zie antwoord vraag 20.
Het voorkomen van etnisch profileren is van essentieel belang voor ieders vertrouwen in en medewerking met de politie. Legitimiteit en vertrouwen is niet voor niets één van de drie hoofddoelstellingen bij de vorming van de Nationale Politie. Het is van groot belang dat de politie verbinding heeft en houdt met de lokale samenleving en alle wijken en buurten daarbinnen. Daartoe zijn en worden vele initiatieven ontplooid.
Nee.