Ingediend | 21 november 2014 |
---|---|
Beantwoord | 19 december 2014 (na 28 dagen) |
Indieners | Rudmer Heerema (VVD), Helma Lodders (VVD) |
Beantwoord door | Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z21359.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-882.html |
Ja.
De conclusie wekt de indruk dat er geen negatieve relaties bestaan tussen landbouw en natuur. Het stenoeciteitsonderzoek doet echter geen uitspraak over de relatie tussen uitstoot van ammoniak vanuit agrarische bedrijven, de stikstofdepositie en de schadelijkheid daarvan voor natuurgebieden. In het algemeen heeft stikstofdepositie effect op de soortenrijkdom van natuurgebieden. Het is daarmee niet gezegd dat verweving van landbouw en natuur onmogelijk is. Met name soorten van droge, voedselrijke omstandigheden kunnen in het algemeen goed samengaan met een landbouwfunctie van percelen in de omgeving.
De verwachting is gebaseerd op de gedachte dat in gebieden met intensieve landbouw de natuur sterk onder druk is komen te staan, met verdwijnen van soorten als gevolg. Deze verwachting deel ik niet. Het hangt namelijk van de soort en het type natuur af of ze negatieve invloeden van de landbouw kunnen ondergaan (zie ook het antwoord op vraag 2). Daarnaast hangt het ook af van het wel of niet nemen van beschermingsmaatregelen als er inderdaad sprake is van gevoeligheid voor met name stikstof, ontwatering en gewasbeschermingsmiddelen.
Ik verwacht niet dat de conclusie per definitie representatief is voor andere delen in Nederland. Dit hangt namelijk af van de specifieke omstandigheden. In noordoost-Twente is sprake van een grote variatie in bodemeigenschappen en grondwaterregime op korte afstand, een van oudsher zeer hoge soortenrijkdom én een grote inzet op natuurbeheer en natuurherstel in de afgelopen decennia. Dat heeft ertoe geleid dat, ondanks de gevolgen van stikstofdepositie, verdroging en versnippering, nog relatief veel soorten konden overleven. Deze situatie komt ook elders voor, maar is niet representatief voor het landelijk gebied in zijn algemeenheid.
Een vervolgonderzoek acht ik niet zinvol, omdat de onderzoeksopzet niet geschikt is om de getrokken conclusies mee te onderbouwen. Daarnaast is er al veel bekend over hoe bepaalde natuurwaarden kunnen voortbestaan of zelfs kunnen toenemen in verwevingsgebieden.
De milieuvariatie is een belangrijkere indicatie voor de soortenrijkdom dan de huidige stikstofdepositie. Uit onderzoek blijkt dat de hoogste biodiversiteit wordt gevonden in zogenoemde overgangsmilieus.
Nee. Er zijn verschillende mogelijkheden voor een goede combinatie en verweving van natuur en landbouw (zie ook het antwoord op vraag 2). Zo draagt agrarisch natuurbeheer in belangrijke mate bij aan natuur- en landschapswaarden in het agrarisch gebied. Daarnaast is het bekend dat de natuur aan oppervlak en kwaliteit heeft verloren als gevolg van de intensivering van het landgebruik.
Of aanvullend onderzoek wordt gedaan als uitkomsten teleurstellend zijn, hangt af van het belang dat zo'n onderzoek kan dienen.
Het rapport stelt dat als een deel van de agrarische bedrijven omschakelt naar agrarisch natuurbeheer er ruimte ontstaat (of blijft bestaan) voor intensieve agrarische bedrijven (met bulkproducties).
Dat is in overeenstemming met mijn beleid. Dit beheer kan een belangrijke bijdrage leveren aan het behoud van natuur- en landschapswaarden in het agrarisch gebied, zoals de instandhouding van Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten.