Ingediend | 20 november 2014 |
---|---|
Beantwoord | 15 december 2014 (na 25 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie sport |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z21182.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-813.html |
Ja.
Ik begrijp de positie die deze schaatsers innemen en hier duidelijkheid van de Europese Commissie over vragen, maar ik ga hier niet over.
Informatie hierover is te vinden op de site van de ISU (www.isu.org), waarop verwezen wordt naar ISU Communication No. 1853 van 6 maart 2014. In deze «Communication» gaat de ISU in op haar standpunt rondom de Ice derby wedstrijden en de bijbehorende grondslagen en gevolgen hieromtrent.
De schaatsers zijn als het gaat om de Europese mededingingsregels aan het juiste adres bij Eurocommissaris Verstager. De Europese Commissie heeft de bevoegdheid om eventuele inbreuken op de EU-mededingingsregels te onderzoeken en te beboeten. Volgens de EU-regels is het ondernemingen niet toegestaan een dominante marktpositie te misbruiken om concurrenten uit de markt te drukken. Indien de Commissie van oordeel is dat de International Skating Union is aan te merken als een onderneming in de zin van het Europese recht en inbreuk maakt op de Europese mededingingregels kan de Commissie besluiten tegen de ISU op te treden. Het besluit van de Europese Commissie dient derhalve afgewacht te worden.
Uiteraard dienen ook sportfederaties zich te houden aan wet- en regelgeving. Sportbonden kunnen hun eigen reglementen hebben maar die dienen wel in overeenstemming te zijn met wet- en regelgeving. Als een lid van een sportvereniging van mening is dat dit niet het geval is, dan kan hij dat laten toetsen. Dat doen de betreffende schaatsers door zich te wenden tot de
Europese Commissie.
Zie antwoord vraag 5.
Het NOC*NSF heeft laten weten het erg belangrijk te vinden dat topsporters een grote invloed hebben op de regelgeving die op hen zelf betrekking heeft. Het kan zich daarbij voorstellen dat deze positie publiekelijk en juridisch aan de orde wordt gesteld. NOC*NSF geeft daarbij aan dat de Nederlandse sport in 2005 al heeft erkend dat de positie van de topsporters specifiek moet worden bezien. Dit heeft zich vertaald in Aanbeveling 2 van Goed Sportbestuur van NOC*NSF:
«De organisatie stelt vanwege onder meer de grote (financiële) en specifieke belangen en complexiteit van de topsport een topsportstatuut op, waarbinnen de rechten en plichten van de topsporter duidelijk moeten zijn omschreven en het topsportstatuut regelmatig aan een evaluatie moet worden onderworpen vanwege de snelheid van verandering, de complexiteit, de grote belangen en de grote gevoeligheid van het onderwerp.»
Ook het IOC heeft door het instellen van de atletencommissie met 15 leden die tevens IOC lid zijn, deze specifieke positie van atleten onderstreept.
De KNSB heeft aangegeven zich vooralsnog te willen onthouden van oordelen binnen deze zaak en de procedure bij de Europese Commissie verder af te wachten. Dit onder andere gelet op het feit dat de KNSB lid is van de ISU.
De Eurocommissaris voor mededinging, mevrouw Vestager, heeft al aangegeven zich in de zaak te zullen verdiepen. Zoals ik heb vermeld in het antwoord op vraag 4 dient het besluit van de Europese Commissie afgewacht te worden.
Ik begrijp echter wel de positie van deze schaatsers, maar ik ga hier niet over.