Ingediend | 19 november 2014 |
---|---|
Beantwoord | 18 december 2014 (na 29 dagen) |
Indieners | Jacques Monasch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z21057.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-866.html |
Ja.
Het komt inderdaad voor dat websites kaarten aanbieden voor concerten en andere evenementen waarvoor de verkoop nog niet officieel is begonnen. Omdat het hier een markt met een grote diversiteit aan aanbieders en kopers betreft, waarvan de omzetten mede afhangen van de (im)populariteit van een evenement, beschikken wij niet over inzicht in de aantallen (potentiële) verkopers of voortijdig verkochte kaartjes.
In de praktijk komt het vaker voor dat goederen worden aangeboden en verkocht die nog niet in het bezit van de verkoper zijn. Ter illustratie zij gewezen op de cessie van toekomstige vorderingen, de verkoop van toekomstige oogsten of de verkoop van nog te rooien kerstbomen (vgl. Hof ’s-Gravenhage, 24 april 1968, NJ 1969, 239). Is de verkoper echter vervolgens niet in staat het gekochte ook daadwerkelijk te leveren, dan is hij – behoudens overmacht – verplicht de daardoor bij de koper ontstane schade te vergoeden (art. 6:74 e.v. BW). Als beweerd wordt dat de kaarten, voordat de officiële verkoop is gestart, op voorraad zijn, terwijl dat niet zo is, levert dit een oneerlijke handelspraktijk op (art. 6:193c BW).
Het kan voorkomen dat door wederverkopers doorverkochte tickets worden geweigerd. Het risico hierop kan worden vermeden door tickets uitsluitend via officiële verkoopkanalen aan te schaffen. Wij hebben geen inzicht in de aard en omvang van het risico dat kopers lopen bij de aankoop van doorverkochte toegangskaarten.
Wij realiseren ons dat de door u genoemde onvrede bij concertorganisatoren kan bestaan. Evenwel zij opgemerkt dat bij de totstandkoming van de prijs de verhouding tussen vraag en aanbod een belangrijke rol speelt. Bij zeer populaire evenementen kan het dan voorkomen dat toegangskaarten voor een hogere dan de oorspronkelijke prijs worden doorverkocht. Benadrukt zij verder dat de sector zelf al de nodige initiatieven heeft genomen om tot een transparantere markt te komen. Zo heeft de branche van wederverkopers Eusta een gedragscode2 opgesteld en informeren officiële verkoopkanalen consumenten, bijvoorbeeld via de website weetwaarjekoopt.nl, over de risico’s van het kopen van doorverkochte toegangskaarten.
Zoals bij vraag 3 is aangegeven, is het op zich toegestaan om toegangskaarten te verkopen voordat ze in het bezit zijn van de verkoper. Daarmee zijn deze toegangskaarten nog niet bij voorbaat ongeldig. Het komt daarnaast voor dat wederverkopers tickets doorverkopen die op grond van de algemene voorwaarden van de oorspronkelijke verkoper bij doorverkoop ongeldig kunnen zijn en waarbij het risico bestaat dat deze tickets worden geblokkeerd. Dan moet de wederverkoper uiteraard duidelijk informeren over het risico dat een koper loopt op weigering van de toegang met een dergelijk ticket. De consument kan dan weloverwogen besluiten of hij dit risico wil aanvaarden. Het niet of onduidelijk informeren over dit risico levert een oneerlijke handelspraktijk op (vgl. College van Beroep voor het Bedrijfsleven, 5 november 2014, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ5054).
Wanneer sprake is van oneerlijke handelspraktijken in de zin van afdeling 3a van Titel 3 van Boek 6 van het BW is de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) bevoegd om handhavend op te treden en kan zij een last onder dwangsom opleggen evenals boetes tot maximaal € 450.000 per overtreding. Zo heeft de ACM (destijds de Consumentenautoriteit) in het verleden lasten onder dwangsom opgelegd aan wederverkopers van tickets die essentiële informatie niet vermeldden. Verder heeft de consument zelf – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – verschillende juridische mogelijkheden tot zijn beschikking, zoals vernietiging van de overeenkomst wegens bedrog (art. 3:44 lid 3 BW) of dwaling (art. 6:228 BW), een ontbinding wegens wanprestatie (art. 6:265 BW) en/of schadevergoeding (art. 6:74 e.v. BW). Op de website van de ACM, ConsuWijzer worden consumenten geïnformeerd over hun rechten bij de aankoop van toegangskaarten. Ten slotte kan, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, gedacht worden aan vervolging wegens oplichting (art. 326 Sr).
Oplichting is strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Of een bepaalde handelwijze te kwalificeren is als oplichting in de zin van artikel 326 Sr is in eerste instantie – waar het de vervolging betreft – aan het openbaar ministerie en uiteindelijk aan de rechter. Zoals is aangekondigd in antwoord op vragen van leden Recourt en Van der Steur (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nrs. 2711 en 2712) is in overleg met het openbaar ministerie bezien of, en zo ja op welke wijze, nieuwe strafrechtelijke mogelijkheden moeten worden gecreëerd om op te treden tegen internetoplichting. Het voornemen is om het Wetboek van Strafrecht aan te vullen met een strafbaarstelling inzake het beroepsmatig plegen van moedwillige wanprestatie waarbij gebruik wordt gemaakt van het internet. Dit zal zijn beslag krijgen in het wetsvoorstel Computercriminaliteit III, dat naar verwachting in de eerste helft van 2015 bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken, dat de schriftelijke vragen van de leden Monasch en Van Dekken (beiden PvdA) over (ingezonden 19 november 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.