Ingediend | 17 juli 2014 |
---|---|
Beantwoord | 29 juli 2014 (na 12 dagen) |
Indieners | Joël Voordewind (CU), Sharon Gesthuizen (GL), Kees van der Staaij (SGP), Marit Maij (PvdA), Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z13494.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2652.html |
Het is juist dat er vorige week ongeveer 50 Syrische vluchtelingen via hervestiging zijn aangekomen in Nederland. Deze vluchtelingen vallen onder het reguliere quotum voor hervestiging. De vluchtelingen komen uit Jordanië. Zie verder ook het antwoord op vraag 5.
Tijdens de hervestigingsmissie naar Libanon zijn ongeveer 110 personen geaccepteerd voor hervestiging, deze missie is op 11 juli afgerond. Het is de standaard procedure bij hervestiging dat vluchtelingen uiterlijk 6 maanden na acceptatie naar Nederland komen, omdat de vluchtelingen moeten worden voorbereid op hun komst naar Nederland en omdat er huisvesting moet worden geregeld. De Nederlandse regering hecht aan een goede voorbereiding, zodat de hervestigde vluchtelingen een goede start kunnen maken in de gemeente waar ze terecht komen.
De groep Syrische vluchtelingen die is geïnterviewd door de Nederlandse hervestigingsmissie in Libanon is door UNHCR in juni 2014 voorgedragen aan Nederland en medio juli geaccepteerd.
Bij de groep die zeer recent in Libanon is geaccepteerd voor hervestiging, zal de gebruikelijke termijn van 6 maanden worden gehanteerd. Zoals ook in het antwoord op vraag 2 is aangegeven is deze termijn nodig voor een goede voorbereiding van de komst van de vluchtelingen naar Nederland.
Inmiddels heeft Nederland meer dan 250 Syrische vluchtelingen geaccepteerd voor hervestiging, via hervestigingsmissies en via individuele voordrachten. Zij komen onder meer uit Jordanië en Libanon.
UNHCR is verantwoordelijk voor de voordrachten van Syrische vluchtelingen. Nederland zal bij deze voordrachten van geval tot geval bekijken of artikel 1 F een risico vormt in het licht van het individuele asielrelaas.