Kamervraag 2014Z13310

Het bericht dat tientallen oud-medewerkers van Defensie ernstig ziek zijn geworden omdat zij zijn blootgesteld aan giftige stoffen

Ingediend 11 juli 2014
Beantwoord 25 augustus 2014 (na 45 dagen)
Indieners Paul Ulenbelt , Jasper van Dijk
Beantwoord door Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD)
Onderwerpen arbeidsomstandigheden defensie internationaal werk
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z13310.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2767.html
1. EenVandaag (uitzending 8 juli 2014), http://www.eenvandaag.nl/binnenl…
2. Dagblad De Limburger (26 juni 2014): Oud-personeel defensiedepot ernstig ziek
  • Vraag 1
    Is het waar dat er onderzoeken zijn uitgevoerd in opdracht van de minister van Defensie (in 1999 in het depot in Vriezenveen, en in 2002 in Brunsum), waaruit bleek dat er giftige stoffen in de werkplaatsen aanwezig waren, die zich ver boven de toegestane concentratie bevonden en dat deze geheim zijn gehouden? Zo ja, kunt u verklaren waarom?1

    In de periode 1999 tot en met 2002 heeft Defensie bij de Prepositioned Organisational Material Storage (POMS)-sites Vriezenveen en Brunssum onderzoek laten uitvoeren naar het risico van blootstelling aan chroom en chroomverbindingen. De aanleiding van dit onderzoek was de door het Ministerie van SZW voorgestelde verlaging van de MAC-waarden2 voor chroom en chroomverbindingen. Het doel van het onderzoek was om vast te stellen of de voorgestelde verlaging haalbaar was. De firma ASCOR A&O heeft in dit kader veeg- en luchtmonsters op chroom VI3 onderzocht.
    Defensie heeft geconstateerd dat in de veegmonsters chroom voorkomt. Voor veegmonsters bestaan echter geen wettelijke normen. Deze monsters betreffen het stof op onder andere kasten en vloeren en zijn geen maatstaf voor de feitelijke blootstelling van het personeel. Op basis van de beschikbare gegevens over de luchtmonsters is het onduidelijk of de daadwerkelijke blootstelling aan chromaten boven de wettelijke grenswaarde lag.
    Defensie heeft de uitkomsten van dat onderzoek niet geheim gehouden. Het desbetreffende personeel is door Defensie vanaf september 1999 mondeling geïnformeerd over de onderzoeksresultaten.

  • Vraag 2
    Kunt u toelichten waarom de andere depots niet zijn onderzocht?

    In het licht van het doel van het onderzoek was volgens het managementteam van de POMS-sites de site Vriezenveen representatief voor de overige sites.

  • Vraag 3
    Bent u bereid om alle onderzoeken die in deze zaak in opdracht van Defensie of gedaan zijn naar stoffen zoals Chroom(VI), asbest, verarmd uranium, benzeen en organische oplosmiddelen aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?

    Op dit moment inventariseert Defensie alle beschikbare historische informatie over blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de POMS-sites (zie het antwoord op vraag 6). Ik verwacht de resultaten van deze inventarisatie in het vierde kwartaal 2014 naar de Kamer te sturen.

  • Vraag 4
    Kunt u in een tijdslijn aangeven wat u op welk moment wist over de blootstelling? Zijn er blootstellingsonderzoeken gedaan? Zo nee, waarom niet? Wat waren de uitkomsten van blootstellingsonderzoeken?

    Op dit moment wordt er nog gewerkt aan een volledig historisch overzicht van de blootstellingsonderzoeken. Ik zal de gevraagde tijdlijn meesturen met de resultaten van deze inventarisatie (zie het antwoord op vraag 3).

  • Vraag 5
    Wat zijn de redenen dat u zoveel jaren de kans op gezondheidsschade heeft verzwegen?

    Defensie heeft de uitkomsten van het onderzoek bij de POMS-sites Vriezenveen en Brunssum niet verzwegen (zie het antwoord op vraag 1). Ook is de Kamer over soortgelijke incidenten geïnformeerd, zoals met de brief over chromaathoudende verf bij het CLSK van 7 november 2001 (Kamerstuk 28 000 X, nr. 5).

  • Vraag 6
    Waaruit bestaat het onderzoek naar het gevolg van de verrichte werkzaamheden te midden van de giftige stoffen dat u gaat instellen? Wie voert dit onderzoek uit? Is dit een onafhankelijk onderzoek? Wanneer worden de resultaten verwacht?2

    Ik heb opdracht gegeven tot twee onderzoeken naar de voormalige POMS-sitesom volledige openheid van zaken te kunnen bieden. Dat betreft op de eerste plaats een historisch onderzoek naar de gezondheidsrisico’s van het werken met gevaarlijke stoffen op de POMS-sites. Daartoe verzamelt Defensie eerst alle relevante historische gegevens en rapporten. Hiervoor worden archieven tot tientallen jaren terug geraadpleegd, waarmee enige tijd gemoeid is. Ook wordt oud-personeel geraadpleegd en opgeroepen om eventuele informatie in hun bezit beschikbaar te stellen. Het is van belang om alle beschikbare informatie boven tafel te krijgen. De informatie zal ik op internet beschikbaar stellen, zodat alle betrokkenen hier inzage in hebben en mogelijk ontbrekende informatie kunnen aanleveren.
    Zodra deze inventarisatie is voltooid, zal ik de informatie door een onafhankelijk instituut laten beoordelen. Ik zal dit instituut vragen om te beoordelen of er sprake is geweest van normoverschrijdingen, of er een causaal verband bestaat tussen ziektebeelden en de mate van blootstelling en of er voldoende beschermingsmaatregelen zijn genomen. Ik verwacht dat de interne inventarisatie voor het eind van 2014 zal zijn voltooid. Op dit moment is het nog niet duidelijk hoeveel tijd gemoeid zal zijn met de beoordeling door het onafhankelijke instituut.
    Naast historisch onderzoek laat ik ook door de GGD Zuid Limburg een onderzoek uitvoeren naar de mate van veiligheid van het werken in de huidige situatie op de voormalige POMS-sites. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek eind dit jaar bekend te kunnen stellen.
    Deze onderzoeken zijn tijdrovend, zeker in de ogen van de betrokkenen die met acute gezondheidsklachten kampen. Dat is op de eerste plaats het gevolg van de complexiteit van het onderwerp en de zorgvuldigheid die geboden is. Het is ook tijdrovend omdat het onderzoek zich over vele jaren uitstrekt. Ik zal de Kamer op de hoogte houden van de vorderingen van beide onderzoeken.

  • Vraag 7
    Bent u bereid om het onderzoek breder te trekken door te inventariseren of zich ook soortgelijke gevallen in het buitenland hebben voorgedaan? Indien dit laatste het geval is, kunt u dan aangeven op welke wijze de minister van Defensie is omgegaan met deze informatie?

    Ik zie op dit moment geen noodzaak om soortgelijke gevallen in het buitenland te inventariseren. Ik wil nu eerst alle beschikbare informatie over de situatie in Nederland boven tafel krijgen.

  • Vraag 8
    Bent u op de hoogte van soortgelijke problemen in het andere landen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

    Nee. Zie het antwoord op vraag 7.

  • Vraag 9
    Klopt het dat werknemers onvoldoende beschermd waren toen zij de speciale verf gebruikten waarin Chroom(VI)oxide was verwerkt? Zo ja, welke consequenties zou dit volgens u moeten hebben? Zo nee, waaruit blijkt dat?

    Uit veiligheidsvoorschriften blijkt op dit moment dat in ieder geval vanaf 1991 maatregelen zijn getroffen om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen te beperken. Hoe hier voor 1991 mee is omgegaan, maakt onderdeel uit van het historische onderzoek. De effectiviteit van de beschermende middelen is een onderdeel van het historisch onderzoek naar gezondheidsrisico’s van het werken met gevaarlijke stoffen op de POMS-sites. Ook de relevante arbeidsomstandigheden vanaf de oprichting van de POMS-sites neemt Defensie hierin mee.

  • Vraag 10
    Erkent u de aansprakelijkheid voor de gezondheidsschade? Zo nee waarom niet? Bent u bereid om met de militaire vakbonden in gesprek te treden over schadeloosstelling van de oud-medewerkers, indien uit het onderzoek blijkt dat zij tijdens hun werkzaamheden inderdaad onvoldoende beschermd waren?

    De uitkomsten van het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s zal ik delen met de centrales van overheidspersoneel. Als uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een relatie tussen werkzaamheden die betrokkenen hebben verricht en de gezondheidsklachten die zij ondervinden, zal ik mijn verantwoordelijkheid nemen. Individuele verzoeken tot schadevergoeding zal ik dan in behandeling nemen.

  • Vraag 11
    Wat was de rol van de bedrijfsgezondheidkundige zorg van Defensie? Was zij op de hoogte van het werken met toxische stoffen? Is zij bekend met klachten van het personeel als gevolg daarvan? Zo nee, waarom niet?

    De Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst (RBB) en, vanaf 1996, de Arbodienst van de Koninklijke Landmacht waren op de hoogte van de werkzaamheden, waarbij blootstelling aan gevaarlijke stoffen (waaronder chroom VI) kon optreden. Deze diensten hebben destijds hierover geadviseerd, wat heeft geresulteerd in werkinstructies. Voorbeelden hiervan zijn dat het schuren en slijpen in een goed geventileerde ruimte dient plaats te vinden en het gebruikmaken van handschoenen en een verse luchtkap in de spuitcabine.
    In 2000 heeft Defensie een Periodiek Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek (PAGO) laten uitvoeren bij spuiters en preserveerders (de risicogroepen in relatie tot blootstelling aan chroom VI) van de POMS-site Vriezenveen. Er werden toen geen gezondheidsklachten gesignaleerd die in verband konden worden gebracht met het werken met gevaarlijke stoffen.

  • Vraag 12
    Is of was de Arbeidsinspectie op de hoogte van de huidige of eerdere situaties? Zijn er onderzoeken gedaan? Zo ja, met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?

    De toenmalige Arbeidsinspectie (AI) (nu: Inspectie SZW) was op de hoogte van het gebruik van chromaathoudende verven bij Defensie. In 2001 heeft, in het kader van de landelijke bedrijfstakbenadering van de sector «Openbaar Bestuur», de AI een onderzoek uitgevoerd bij zeven luchtmachtbases. De POMS-sites zijn in dat kader niet bezocht. Verschillende arborisico's waaronder het omgaan met gevaarlijke stoffen (inclusief chromaten) zijn onderzocht. De AI heeft geconstateerd dat de luchtmacht diverse maatregelen had getroffen om de blootstelling aan chromaten te beheersen, onder andere door separering van werkzaamheden en afzuiging; chromaatstof kon nog wel vrijkomen bij het schuren en bewerken van metaaldelen van vliegtuigen op moeilijk bereikbare plaatsen. Uit het eindrapport blijkt verder dat op landelijk en regionaal niveau contact is geweest tussen de AI en Defensie over de toepassing van chromaathoudende verven.
    In het historisch onderzoek naar de gezondheidsrisico’s van het werken met gevaarlijke stoffen op de POMS-sites (zie vraag 6) inventariseert Defensie de verschillende onderzoeken. Op dit moment zijn geen andere onderzoeken van de AI bekend.

  • Vraag 13
    Staan de getroffen medewerkers nog onder controle van de betrokken arbodienst? Zo ja, wat is hun conclusie? Zo nee, waarom niet?

    Nee. Het PAGO-rapport uit 2000 gaf geen aanleiding om medewerkers individueel te volgen.

  • Vraag 14
    Zijn alle medewerkers die mogelijk zijn blootgesteld opgeroepen voor een gezondheidsonderzoek? Zo nee, waarom niet?

    In het kader van de PAGO zijn spuiters en preserveerders destijds hiertoe in de gelegenheid gesteld. Daarnaast kon het personeel van de POMS-sites zich registreren via een blootstellingsformulier, dat is opgenomen in het personeelsdossier. De voormalig POMS-medewerkers die melding hebben gedaan bij het ABP-loket hebben inmiddels een brief van de Hoofddirecteur Personeel ontvangen over de stappen die Defensie neemt om meer duidelijkheid in deze kwestie te verkrijgen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2014Z13310
Volledige titel: Het bericht dat tientallen oud-medewerkers van Defensie ernstig ziek zijn geworden omdat zij zijn blootgesteld aan giftige stoffen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-2767
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Jasper Van Dijk en Ulenbelt over het bericht dat tientallen oud-medewerkers van Defensie ernstig ziek zijn geworden omdat zij zijn blootgesteld aan giftige stoffen