Ingediend | 26 juni 2014 |
---|---|
Beantwoord | 21 juli 2014 (na 25 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | ouderen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z12046.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-2593.html |
Ik heb het bericht over dit tragisch ongeval gelezen en vind het vreselijk voor de familie. Ik ben me er ook van bewust dat deze calamiteit een grote impact heeft op de betrokken zorgprofessionals.
De inspectie heeft besloten direct zelf een onderzoek naar deze calamiteit te starten. Gelet op de stand van het onderzoek kan de inspectie nog geen uitspraken doen over de toedracht van de calamiteit. De inspectie betrekt de familie bij dit onderzoek, dat naar verwachting in het najaar wordt afgerond.
Zie antwoord vraag 2.
Bij de inspectie zijn cijfers bekend over hoe vaak iemand die een opleiding nog niet heeft afgerond, betrokken is bij een melding. Extra onderzoek vind ik daarom niet nodig. De inspectie heeft mij laten weten dat zij sinds januari 2006 tot heden 29 meldingen van incidenten heeft ontvangen waarbij een stagiair(e) betrokken is geweest. Ik merk daarbij op dat het ontstaan van een calamiteit in de meeste gevallen niet toe te schrijven is aan één gebeurtenis of zorgverlener, maar aan een samenloop van gebeurtenissen. Oorzaken die ten grondslag liggen aan een calamiteit kunnen zich bevinden op organisatorisch, technisch, medewerkers- of cliëntniveau.
Zie antwoord vraag 4.