Ingediend | 27 februari 2014 |
---|---|
Beantwoord | 24 maart 2014 (na 25 dagen) |
Indiener | Ronald van Raak |
Beantwoord door | Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z03663.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1524.html |
Het is inderdaad juist dat de opbrengst van de precariobelasting in de afgelopen jaren is gestegen. Dit is overigens zo met de meeste gemeentelijke heffingen. Als we kijken naar het totaal van de gemeentelijke heffingen dan zien we dat de stijging in de afgelopen jaren gematigd is geweest. Het genoemde cijfer van € 115 miljoen aan begrote precario-inkomsten is afkomstig van het CBS en ziet op het jaar 2013 op basis van primitieve begrotingen. Het CBS heeft op basis van primitieve begrotingen berekend dat in 2014 gemeenten € 133 miljoen aan precario-inkomsten zullen ontvangen. Het Rijk baseert zich echter voor de opbrengst van de lokale heffingen op de cijfers van het Coelo, die begin april worden gepubliceerd in de Atlas voor de Lokale lasten. Overigens heffen niet alleen gemeenten precariobelasting. Ook waterschappen en provincies heffen precariobelasting. Hierover zijn geen centrale gegevens bekend. Wel weten we dat dit in verhouding om lagere bedragen gaat dan bij de heffende gemeenten.
Mij is bekend dat 207 gemeenten precariobelasting heffen in 2014. In een deel van de gevallen gaat het om precariobelasting op bijvoorbeeld terrassen en containers. Er zijn naar schatting 70 gemeenten die daadwerkelijk precariobelasting heffen op netwerken van nutsbedrijven. Er wordt door CBS niet apart bijgehouden welk deel van de precario-opbrengst van nutsbedrijven komt. Ik kan daardoor niet aangeven welk deel van de precariobelasting bij de nutsbedrijven in rekening wordt gebracht. In een steekproef die ik heb laten uitvoeren in het najaar van 2012 bleek dat van de 36 aan de steekproef deelnemende gemeenten er 13 zijn die precario heffen op ondergrondse netwerkleidingen. De precario-opbrengst van deze 13 gemeenten bestaat vrijwel geheel uit precarioheffing op netwerken van nutsbedrijven. Daarnaast heeft een aantal gemeenten private afspraken gemaakt met nutsbedrijven over het leggen van kabels, inclusief financiële afspraken. De kosten hiervan, zoals de kosten voor het afkopen van het liggen van de kabels alsmede het verleggen daarvan, zullen de nutsbedrijven zeer waarschijnlijk doorbelasten aan de klant, net zoals de precariobelasting. Dit zijn immers bedrijfskosten. Zij vermelden deze kosten echter niet expliciet op de jaarnota.
Precariobelasting is een zogenoemde algemene belasting, waarvan de opbrengst vrij besteedbaar is. Als precariobelasting wordt geheven, behoort dit dus tot de bedrijfskosten van nutsbedrijven. Juist het punt van de doorbelasting aan klanten die niet woonachtig zijn in de heffende gemeente, zoals eerder door uw Kamer onder de aandacht gebracht van de regering middels de motie Van der Burg,2 is de aanleiding geweest om nieuwe wetgeving op te stellen.
Dat klopt inderdaad.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State noopte tot het doen van nader onderzoek. Bij beantwoording van vragen inzake de begroting van het gemeentefonds 20144 heb ik u reeds geïnformeerd over de stand van zaken en dat alternatieven worden bekeken. Complicerende factor bij de netwerken van nutsbedrijven zijn de private afspraken die zijn gemaakt tussen gemeenten en nutsbedrijven over het liggen van de netwerken, maar ook de eventuele kosten van verleggen en kostenvergoeding voor het liggen op of in gemeentegrond.
Daarnaast zal inperking van de precarioheffing mogelijk tot gevolg hebben dat gemeenten worden geconfronteerd met een financieel tekort. Mogelijk is dat op te vangen door een verschuiving naar een andere gemeentelijke belasting, omdat een deel van de algemene heffingsgrondslag voor gemeenten ten aanzien van precariobelasting verdwijnt. Deze factoren moeten worden meegewogen bij het bepalen van de reële alternatieven. Naar aanleiding van het advies en het nader onderzoek maak ik een afweging over de te kiezen variant. Uw Kamer zal daarover naar verwachting in de eerste helft van 2014 worden geïnformeerd.
Zie antwoord vraag 4.