Ingediend | 15 januari 2014 |
---|---|
Beantwoord | 11 februari 2014 (na 27 dagen) |
Indiener | Paul Ulenbelt |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | arbeidsomstandigheden werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z00449.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1167.html |
Er zijn drie incidenten bekend bij de inspectiediensten.
De Inspectie SZW is bekend met één incident in december 2011 bij een vestiging van Bakkersland in Wateringen. Het ging daarbij om een gebroken asbesthoudende plaat onder de transportband. Deze is vervolgens verwijderd. De Inspectie SZW heeft in februari 2012 een inspectie uitgevoerd waarbij ook de aanwezigheid van asbestvezels in de lucht is onderzocht. De conclusie van dit onderzoek was dat de gemeten concentratie aan respirabele asbestvezels onder de norm bleef. De Inspectie SZW heeft hierover het medezeggenschapsorgaan van Bakkersland geïnformeerd.
Op 9 januari 2014 is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) samen met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een aanvullend onderzoek gestart. Tijdens deze inspectie zijn de bevindingen van de Inspectie SZW bevestigd en zijn twee andere incidenten, één in maart 2013 en één in mei 2013, nader onderzocht. In maart 2013 bleek tijdens een onderhoudsonderzoek dat pakkingmateriaal waarin mogelijk asbest verwerkt was in een van de ovens minder «hechtgebonden» aan het worden was. Naar aanleiding hiervan heeft Bakkersland besloten deze oven direct uit productie te nemen en te vervangen door een nieuwe oven.
Op 30 mei 2013 vond het incident plaats waarbij asbest op brood werd aangetroffen. Op 9 januari jongstleden is dit incident in het programma Zembla aan de orde geweest. Bij dit derde incident is bij een reguliere wekelijkse analyse, uitgevoerd door een gespecialiseerd laboratorium, in twee monsters asbest aangetroffen, zonder dat de directe oorzaak duidelijk was. Bakkersland heeft naar aanleiding van het incident de productie gestopt, de producten teruggeroepen en onderzoek laten verrichten naar de aanwezigheid van asbestvezels. Bij onderzoek van de 100 producten is geen asbest aangetroffen. Daarna heeft een asbestinventarisatie en -sanering van de oven plaats gevonden.
De incidenten waren voor Bakkersland aanleiding om een plan van aanpak op te stellen waardoor enerzijds het aanwezige asbest kan worden gesaneerd en anderzijds het asbestprobleem in de tussentijd beheersbaar kan worden gemaakt. Inmiddels zijn alle 48 ovens van Bakkersland op asbest onderzocht en zijn luchtmetingen uitgevoerd. In 16 van de ovens bleek bij inspectie nog een asbesttoepassing te zitten. Van deze ovens zijn er zeven direct gesaneerd, waaronder ook de ovens betrokken bij de incidenten. De andere 9 ovens, waarin aanwezigheid van een asbesttoepassing geen directe problemen heeft opgeleverd, worden binnen 2 jaar door het bedrijf gesaneerd. Het bedrijf gaat hiermee verder dan dat wettelijk van haar vereist is, en er zijn geen redenen om verder actie te ondernemen.
In het antwoord op vraag 1 is beschreven wat er bekend is over de incidenten in vestigingen waarbij asbestvezels op producten kunnen zijn terechtgekomen. In het algemeen geldt dat bedrijven die voedsel produceren verantwoordelijk zijn voor de voedselveiligheid. Dat betekent dat zij kritische punten in hun productieproces moeten benoemen en maatregelen moeten nemen om de daarmee samenhangende risico’s te beheersen. Daarnaast moeten de bedrijven adequaat optreden als zich een incident voordoet waardoor de veiligheid van het product in gevaar kan komen, of is gekomen. Bakkersland heeft na de incidenten procedures in werking gesteld om de asbestproblematiek te kunnen beheersen. Naar aanleiding van het incident op 30 mei 2013 heeft Bakkersland een onderzoek laten uitvoeren naar de aanwezigheid van asbestvezels in het bedrijf. Het onderzoek heeft aangetoond dat er in de luchtmonsters, de veegmonsters en op de onderzochte broden geen asbest gemeten is.
Voor wat betreft de voedselveiligheid houdt de NVWA toezicht op de bedrijven en beoordeelt met audits en inspecties of bedrijven de geldende verordeningen op de juiste wijze naleven. Bedrijven die voedsel produceren worden minimaal één keer per jaar door de NVWA bezocht. Het voedselveiligheidssysteem, gebaseerd op de HACCP- principes, is in juni 2013 door de NVWA gecontroleerd en als voldoende beoordeeld. Op het moment van onderzoek was het gevaar van mogelijke asbestblootstelling niet als een potentieel risico voor de voedselveiligheid meegenomen in de gevarenanalyse van Bakkersland. Na de incidenten heeft Bakkersland dit aangepast.
Ja, het is mij bekend dat een ex-werknemer van Bakkersland longvlieskanker heeft opgelopen.
Voor een arbodienst of bedrijfsarts die een beroepsziekte constateert, geldt een wettelijk verplichting om deze te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Op basis van de meldingen ontstaat daardoor inzicht in het vóórkomen van beroepsziekten en werkgerelateerde aandoeningen en de trends daarin, op basis waarvan risicogroepen kunnen worden gesignaleerd en preventieve activiteiten kunnen worden gestart. Deze gegevens worden dan aan Eurostat, het statistische bureau van de Europese Unie, geleverd. Mij is evenwel onbekend of de arbodienst in deze individuele casus een melding heeft gedaan als beroepsziekte bij het NCVB. Meldingen worden geanonimiseerd gedaan en verwerkt.
Asbest is een materiaal dat in de vorige eeuw op grote schaal is toegepast. Vanwege de isolerende eigenschappen is het materiaal ook toegepast in bakkersovens. De levensduur van die ovens is zodanig dat zij gebouwd kunnen zijn voor het verbod op het toepassen van asbest van kracht werd. Dit betekent dat asbest nog steeds in bakkersovens aanwezig kan zijn. Blootstelling aan asbestvezels is een arbeidsrisico waar industriële en ambachtelijke bakkerijen dan ook terdege rekening mee moeten houden als het ovens betreft die voor 1994 werden gebouwd. Bedrijven dienen hier dus in hun risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) aandacht voor te hebben; indien nodig moeten maatregelen worden genomen om het risico te beheersen. De blootstelling mag de geldende grenswaarde in ieder geval niet overschrijden.
In ons land geldt sinds 1993 een algeheel verbod op productie, gebruik en import van asbest. Asbesthoudend materiaal is echter tot die tijd in velerlei toepassingen gebruikt. Zolang er geen asbest vrijkomt uit die toepassingen is er geen sprake van risico. Dit geldt ook voor apparaten, machines en installaties in de voedingsindustrie. Het is de verantwoordelijkheid van werkgevers om mogelijke arbeidsrisico’s in kaart te brengen en adequate beheersmaatregelen te treffen.
Dit alles in het kader van de zorg voor de gezondheid en veiligheid van het personeel. De beheersmaatregelen op dit punt dekken over het algemeen ook de risico’s voor de consument voldoende af. Op verzoek van twee werkgevers-organisaties in de (industriële) bakkerssector gaat de Inspectie SZW met hen in overleg over een brancheaanpak. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het actualiseren van de branche-RI&E en de arbocatalogus. Het betreft hier twee werkgevers-organisaties: de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerijen (NVB) en de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ). Ook de ILT blijft de komende jaren toezicht houden op de verwijdering van asbest uit objecten, waaronder industriële (proces-)installaties.
Voor de NVWA is het voorkomen van contaminatie van levensmiddelen een speerpunt van het beleid. Specifieke contaminatie, zoals in dit geval asbest uit verouderde ovens, zal onder de aandacht gebracht worden bij inspecteurs zodat het beoordeeld wordt bij toekomstige audits en inspecties. Daarnaast zal de NVWA in een overleg met de brancheorganisatie in de voedingsmiddelenindustrie, de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en de brancheorganisaties voor de (industriële) bakkerijen, VBZ (Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie), NVB (Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij) en NBOV (Nederlands Brood en Banketbakkers Ondernemers Vereniging) aandacht vragen voor dit punt. Branches zullen geïnformeerd worden hoe met deze problematiek omgegaan moet worden.
Het RIVM concludeert op basis van epidemiologische studies dat geen duidelijk verband kan worden aangetoond tussen het eten van asbest (orale blootstelling) en een verhoogde kankerincidentie. In dierenexperimenten zijn geen carcinogene effecten waargenomen na orale blootstelling.
In het artikel wordt een patiënte beschreven waarbij buikvlieskanker is geconstateerd. Deze vrij zeldzame vorm van kanker is sterk geassocieerd met de blootstelling aan asbest. Uit klinisch onderzoek bleek dat deze patiënte geen longafwijkingen had. De patiënte had in het verleden regelmatig haar groente gewassen met regenwater opgevangen van een dak gemaakt van asbest. Of dit inderdaad aanleiding heeft gegeven tot blootstelling aan asbest is niet meer vast te stellen, omdat er destijds geen gehaltes aan asbest zijn gemeten in het opgevangen regenwater. Het RIVM concludeert dat deze casus daarmee geen direct en sluitend bewijs levert voor een causale relatie tussen buikvlieskanker en een orale blootstelling aan asbest. Een dergelijke relatie kan echter ook niet worden uitgesloten, mede omdat door de afwezigheid van afwijkingen in de longen van de patiënt er geen aanwijzingen waren dat er een (hoge) blootstelling aan asbest via inademing heeft plaatsgevonden, een route waardoor de buikvlieskanker ook verklaard zou kunnen worden. Het feit dat uit epidemiologische studies, die gericht zijn op effecten op populatieniveau, geen duidelijk verband is aangetoond tussen orale blootstelling aan asbest en een verhoogde kans op kanker sluit niet uit dat incidenteel in een enkel individu toch een mesothelioom zou kunnen ontstaan. Het feit dat in dierexperimenten geen carcinogene effecten zijn waargenomen na orale blootstelling, maakt dat de waarschijnlijkheid op een dergelijk verhoogd risico op populatieniveau zeer klein is.